Artrose patiëntinformatie

Uit Wikifysio
Ga naar: navigatie, zoeken

Arthrose

Voorwoord

Artrose, Iedereen in Nederland heeft wel een mening over artrose. Op feestjes, visites, enz. Is het een veel besproken onderwerp. De meningen die daar verkondigd worden zijn vaak gebaseerd op ervaring, van horen zeggen, over gelezen, enzovoorts. Is de visie die u als lezer ook een juiste visie? Om dit te toetsen zullen we uw visie op dit veel besproken onderwerp vooraf met u doornemen middels een lijst met 11 stellingen. U kunt deze beantwoorden met waar of niet waar. Als u de informatie heeft doorgelezen kunt u zelf deze lijst nogmaals beantwoorden en bekijken of uw mening over artrose is veranderd.

  • 1. Artrose wordt in Nederland " slijtage " genoemd.Versleten is versleten en daar is niets aan te doen. U moet er mee leren leven .
  • 2. Artrose is een aandoening die altijd pijn veroorzaakt
  • 3. Artrose is een aandoening die veroorzaakt wordt door het verrichten van zwaar werk.
  • 4. Artrose is geen ziekte en komt voor bij alle mensen boven de 50 jaar.
  • 5. Een gewricht dat artrosis vertoont moet minder worden belast.
  • 6. Bij een artrotische heup is lopen niet goed. Het is beter om te fietsen en te zwemmen.
  • 7. Bij artrose van de nek, lage rug, heup of knie is het beter om niet te sporten.
  • 8. Artrose heeft niets te maken met botontkalking ( osteoporose)
  • 9. Pijnklachten bij artrose kunnen volledig herstellen
  • 10. Artrose gaat gepaard met gewrichtsontsteking
  • 11. Aan artrose kan een fysiotherapeut niets doen.

Inleiding:

Artrose is in Nederland de meest voorkomende gewrichtsaandoening van het houdings- en bewegingsapparaat ( Schouten 1993). Maar liefst 650.000 Nederlanders bezoeken jaarlijks hun huisarts met klachten door artrose: ongeveer dertig procent van hen is jonger dan 65 jaar. Per jaar komen er zo'n 60.000 nieuwe patiënten bij. In het jaar 2000 is dat aantal naar schatting tot een miljoen gestegen. Ouderen beschouwen artrose veelal als een slijtageverschijnsel dat verbonden wordt aan het ouder worden. Het is van belang dat ouderen met gewrichtsklachten van lendenwervelkolom(LWK),heup en/of knie een aangepaste leefstijl ontwikkelen. Het doel daarvan is om beperkingen in het functioneren te voorkomen of om te voorkomen dat ze verergeren. Artrose betekent degeneratie van het gewricht. In Nederland wordt het "gewrichtsslijtage" genoemd, een term waar je niet vrolijk van wordt. Slijtage of versleten klinkt zo definitief en veronderstelt dat er niets meer aan te doen is. Gelukkig is dit niet helemaal waar zoals verderop duidelijk zal worden. In het medische jargon zal artrose meestal beschreven worden met de termen arthrosis, arthrosis deformans of osteoarthrosis. Veel mensen denken dat artrose hetzelfde is als reuma, maar dat is niet helemaal waar. De oorzaak daarvan ligt bij de Wereldgezondheids Organisatie ( W.H.O.) dat reuma beschrijft als: " Alle primaire aandoeningen van het bewegingsapparaat die niet traumatisch zijn ". In die zin is artrose een aandoening van het bewegingsapparaat, welk niet direct het gevolg hoeft te zijn van een trauma en dus onder de grote groep valt van aandoeningen, die de WHO als reuma omschrijft. In Nederland echter wordt met reuma meestal reumatoïde arthritis of chronische reuma bedoeld en dat is een andere aandoening met een andere oorzaak en een ander ziekteverloop. Ook heeft artrose niets te maken met botontkalking ( osteoporose).

Hoe vaak komt artrose voor?

Van alle aandoeningen die we kennen komt artrose het meeste voor van allemaal en ligt ver aan de kop in vergelijking met de andere meest voorkomende aandoeningen als CARA, slechthorendheid, eczeem, depressie, hartinfarct, suikerziekte, staar, etc.( Bron R.I.V.M.). Maar liefst 650.000 Nederlanders bezoeken jaarlijks hun huisarts met klachten door artrose. Per jaar komen daar zo'n 60.000 nieuwe patiënten bij ( T.N.O., Preventie en Gezondheid). In procenten betekent dit dat tussen de 10 en 12 % van alle volwassenen klachten heeft van deze gewrichtsaandoening. Beperken we ons tot de ouderen dan komt het bij ongeveer 20% van alle vrouwen voor en bij 14% van alle mannen ( Goedhard en Knook, 1993). Deze cijfers betreffen dan alleen nog maar de patiënten die er last van hebben, want artrose komt nog véél meer voor bij mensen die er geen last van hebben. De röntgenfoto kan wel artrose aangeven maar dat wil niet zeggen dat deze klachten geeft. Uit voorgaande blijkt wel dat het geen aandoening is die alleen bij oudere mensen voorkomt. Uit onderzoek blijkt dat artrose van de lage rug al op de röntgenfoto zichtbaar is bij 40% van alle 30-jarigen, bij 70% van alle 40 jarigen en op 50 jarige leeftijd is niemand meer vrij van artrotische veranderingen aan de wervelgewrichten. Gelukkig maar dat dit niet altijd leidt tot klachten in de zin van pijn of beperkingen, want dan zou boven de 50 jaar nagenoeg iedereen patiënt zijn. Men kan dan ook stellen dat artrose een normaal ouderdomsverschijnsel is dat ons allen kan overkomen. Het gewricht vertoont verschijnselen die normaal zijn bij het ouder worden. Alle weefsels en organen zullen veranderingen vertonen door het ouder worden. Kijk hierbij maar naar de huid, de ogen, de haren, de bloedvaten, enz. Zo ook vergaat het onze gewrichten.

Wanneer spreken we dan van artrose als een aandoening?

Het gaat hierbij om de vergelijking tussen de kalenderleeftijd en de leeftijd van het gewricht. Normaal gesproken moet dit dezelfde zijn. Dus als iemand 30 jaar is dan horen diens gewrichten normaal te zijn voor een dertigjarige. Is de gewrichtsleeftijd hoger dan is dit afwijkend voor het normale, dus afwijkend. Dit hoeft dan niet te betekenen dat die persoon daar last van moet hebben. Een 70- jarige heeft normaal gewrichten die bij een 70-jarige horen. Het kan echter ook zijn dat de gewrichten het beeld vertonen van een 60-jarige. In dit geval is er wel sprake van artrose, maar in feite is dat een zeer gunstige toestand. Ook dient er sprake te zijn van een gelijke toestand van het linker en rechter gewricht. Hoe het komt dat de ene persoon er wel last van heeft en de andere niet wordt besproken in de volgende hoofdstukken.

Wat is artrose?

Arthrose is een chronische aandoening van de gewrichten waarbij het gewrichtskraakbeen kapot gaat en het onderliggende bot woekeringen kan gaan vertonen. (TNO, maart 1998) Om dit goed uit te leggen wordt eerst ingegaan op de bouw van een gewricht en het kraakbeen daarvan. Wat is een gewricht? Een gewricht bestaat uit twee botuiteinden die ten opzichte van elkaar kunnen bewegen. Die botuiteinden zijn bekleed met een dun laagje kraakbeen en worden bij elkaar gehouden door het gewrichtskapsel en de gewrichtsbanden. Het gewrichtskapsel bestaat uit een laag bindweefsel dat stevigheid geeft aan het kapsel en ervoor zorgt dat de kop en de kom van het gewricht niet teveel uit elkaar kunnen wijken. Dit deel van het kapsel is nog extra verstevigd door de gewrichtsbanden die naast stevigheid ook nog een belangrijke functie hebben in het sturen van de bewegingen. Bijvoorbeeld de kniebanden die aan de binnen-en buitenzijde van de knie zitten staan wel beweging toe in buig- en strekrichting, maar voorkomen dat het onderbeen naar binnen en buiten kan t.o.v. het bovenbeen. De binnenkant van het kapsel is bekleed met een slijmvlieslaagje, het zgn. synoviale kapsel. Dit slijmvlieslaagje produceert een gewrichtsvocht, ook wel gewrichtsmeer genoemd, dat ervoor zorgt dat het kraakbeen spiegelglad is, zodat beweging zeer soepel kan verlopen. Vergelijk het maar met twee glasplaten die je over elkaar schuift. De glasplaten zijn zeer glad, maar als je ze overelkaar schuift, dan ontstaan er toch kleine krasjes. Als je er een druppeltje water tussen doet, dan wordt het oppervlak nog gladder en blijft beschadiging uit. In het gewricht is dit ook zo en zodoende is het mogelijk dat gewrichten zo'n 80 jaar en meer goed kunnen functioneren. Het gewrichtsmeer heeft nog meer functies nl. het zorgt voor de voeding van het kraakbeen en daarnaast zorgt het ervoor dat de gewrichtsvlakken dicht tegenelkaar blijven. ( vergelijk ook dit met de glasplaten. Als je er een druppel water tussen doet en je pakt de bovenste glasplaat vast, dan blijft het onderste eraan hangen ). Als dit niet zo zou zijn dan zou b.v. in de heup het bovenbeen t.o.v. de kom van het gewricht uitzakken als het been van de grond is en tijdens het plaatsen van het been op de grond weer tegen de kom aankomen, hetgeen beschadiging van het kraakbeen kan veroorzaken. Kraakbeen bestaat uit een laagje bindweefsel dat over de botuiteinden ligt en heeft tot doel de gewrichtsoppervlakken glad te maken, zodat de botuiteinden goed en soepel over elkaar kunnen schuiven. Daarnaast werkt dit laagje als een soort schokdemper. Het bestaat voor 60-85% uit water en kan bij compressie grote krachten opvangen. Als het gewricht wordt belast, b.v. in de knie tijdens de standfase bij lopen, dan wordt het vocht uit het kraakbeen geperst ( alsof je een spons uitknijpt). Tijdens de zwaaifase van het been wordt het water weer door het kraakbeen opgezogen, zodat het volume van het kraakbeen weer wordt hersteld. Dit vocht bevat voedingsstoffen dat ervoor zorgt dat het kraakbeenlaagje telkens wordt gevoed en zodoende in prima conditie blijft. Tijdens de compressiefase worden met het uitgeperste water de afvalstoffen afgevoerd. Hoe ontstaat artrose? De belangrijkste afwijkingen worden gevonden in het gewichtdragende gedeelte van kraakbeen en het daaronder liggende bot. Bij artrose is er sprake van een abnormale slijtage die meer is dan past bij de leeftijd. Het kraakbeen slijt dan te snel en op te jeugdige leeftijd. Kraakbeen kun je zien als een kooi van hele strakke vezels, die opgevuld is met een soort sponsachtige moleculen. Die moleculen zuigen water aan, waardoor het weefsel gaat zwellen. Als het kraakbeen onder druk komt, wordt er een klein laagje water uitgeperst. Dank zij de vloeistof in het gewricht glijden de kraakbeenlagen gemakkelijk over elkaar heen, zijn ze elastisch en kunnen ze de druk goed opvangen. Kraakbeen heeft geen bloedvaten en is dus voor de energievoorziening aangewezen op bewegen. Bij belasting van het gewricht wordt het vocht uit de sponsachtige moleculen geperst, terwijl de vloeistof bij ontlasten weer terug wordt "gezogen". Bij ritmisch bewegen wordt op deze manier een constante vloeistofstroom onderhouden. Zowel de vezels als de moleculen worden aangemaakt en afgebroken door cellen en zolang dat proces in evenwicht is, is er niets aan de hand. De problemen van artrose ontstaan pas wanneer dit natuurlijk evenwicht is verstoord, op de een of andere manier in de vezelkooi breuken ontstaan en het kraakbeen een andere, rommelige samenstelling krijgt. Voor de smering van gewrichten speelt de synoviale vloeistof een belangrijk rol. De viscositeit van de synoviale vloeistof veroorzaakt een gewrichtssmering met een uitermate lage weerstand. De synoviale vloeistof zorgt ervoor dat de gewrichtsoppervlakken elkaar daarbij niet raken, een proces dat enigszins te vergelijken is met "aquaplaning". Het in kwaliteit achteruitgaande kraakbeen wordt dof, ondoorzichtig en ruw aan de oppervlakte. Er ontstaan eerst kleine scheurtjes die steeds uitgebreider en dieper worden. Het oppervlak wordt steeds ruwer, zodat het gewricht tijdens belasting krakende geluiden kan laten horen. De eindfase is kaal bot waarop geen kraakbeen meer aanwezig is. Het botweefsel dat daar direct eronder ligt gaat veranderen. Het wordt harder en dikker. Dit proces verloopt niet mooi met egaal bot, maar het vertoont meestal holtes ( cysten) en botuitwassen of botwoekeringen (osteofyten). Dit heeft wel een functie nl. hierdoor neemt de beweging af ( dus ook de verder beschadiging) en de stabiliteit toe. Ook gebeurt het weleens dat er stukjes kraakbeen of bot afbreken die dan vrij in het gewricht rond kunnen zwerven ("gewrichtsmuizen"). Deze losse deeltjes kunnen veel pijn veroorzaken als ze worden ingeklemd en kunnen ook ervoor zorgen dat het gewricht "op slot " komt te zitten. De pijn en de stijfheid worden vooral veroorzaakt door reacties in het kapsel van het gewricht. Dit kapsel wordt door de veranderde belasting van het gewricht geïrriteerd. Dit heet dan een artritis, synovitis of gewrichtsontsteking. De knie vertoont dan ontstekingsverschijnselen als roodheid, zwelling, warmte, pijn en bewegingsbeperking. Het kapsel is aan de binnenkant te vergelijken met een keel bij keelontsteking. Het ziet er rood, gezwollen en glanzend uit. In deze fase van de aandoening is er meestal veel pijn, waarvoor de patiënt zijn arts bezoekt die dan meestal medicijnen zal voorschrijven. Deze medicijnen zorgen ervoor dat de ontstekings-verschijnselen worden verminderd waardoor de klachten zullen afnemen. (N.B. deze ontstekingen hebben niets met een infectie te maken !) Gelukkig leidt niet elke artrose tot een artritis. Veelal verloopt het proces probleemloos. En als arthrosis door overbelasting of een klein trauma toch tot een artritis komt, dan wil dit niet zeggen dat dit niet meer zal kunnen genezen. Na herstel van de artritis is de pijn verdwenen, de grootste bewegingsbeperking weer afgenomen en kan men weer goed functioneren. De artrosis zelf blijft wel bestaan, maar dit hoeft op zich geen klachten te geven. De uitspraak "het is versleten en U moet er mee leren leven" wil absoluut niet zeggen dat U niet meer van de klachten afkomt. Beter zou de uitspraak zijn "er is een slijtage, dit hoeft op zich geen klachten te geven, maar u moet er wel goed mee omgaan". Bij erge artrosis kan er stijfheid en bewegingsbeperking ontstaan, vooral 's morgens bij het opstaan uit bed of bij het opstaan na zitten. Na korte tijd is dit meestal weer verdwenen. De stijfheid, die altijd hetzelfde is, komt door de veranderingen in het gewricht zelf. Doch de startstijfheid en ochtendstijfheid wordt veroorzaakt doordat er in het gewricht wat meer vocht vrijkomt. Tijdens bewegen zorgt de pompfunctie van het gewricht dat dit vocht voldoende wordt afgevoerd. Als je stilzit of ligt dan is deze pompfunctie tijdelijk verminderd waardoor het gewricht wat meer vocht bevat. Als je dan gaat bewegen is er even een forse stijfheid die vrij snel weer afneemt afhankelijk van de hoeveelheid vocht en de functie van het gewricht. Ook de spieren rondom het gewricht ondergaan veranderingen. Enerzijds door de veranderde functie in het gewricht en anderzijds doordat er vanuit het gewricht een veranderde reflexwerking uitgaat op de spier. Hier wordt niet verder op ingegaan, maar het resultaat daarvan is spierkrachtvermindering, stijfheid van de spier, kramp en spierpijn. Door de verminderde spierfunctie neemt de stabiliteit van het gewricht verder af.

Wat zijn de symptomen bij artrose ?

De belangrijkste symptomen bij artrose (gewrichtslijtage) zijn:

  • bewegingsbeperking
  • stijfheid en vooral startstijfheid (bij opstaan na liggen of zitten)
  • soms startpijn
  • functiebeperkingen
  • vaak neem het gewricht een typische vorm aan

De belangrijkste symptomen bij artritis (gewrichtsontsteking) zijn:

  • sterk toegenomen gewrichtsbeperking
  • sterk toegenomen stijfheid en startstijfheid. De startstijfheid duurt ook langer. Hoe langer de startstijfheid duurt hoe erger de artritis is
  • toegenomen pijn, welke nu zowel tijdens rust als tijdens bewegen kan

voorkomen. Na belasten neemt ook de pijn in rust toe.

  • instabiliteit (het gevoel hebben dat je tijdens belasten plots even door het gewricht zakt.
  • zwelling van het gewricht; vocht in het gewricht
  • lokale temperatuursverhoging van het gewricht dat vaak van buitenaf voelbaar is
  • soms ook roodverkleuring van het gewricht
  • afname van de belastbaarheid en functie

Artritis als gevolg van artrose is een verschijnsel dat meestal na overbelasting ontstaat of toeneemt. Dit verergeren van de klachten is er meestal de oorzaak van dat men de arts bezoekt. Onderzoek van het gewricht toont dan de aanwezige artrose. Meestal is het echter zo dat het artritisbeeld weer goed zal herstellen. De artrose blijft dan wel bestaan, doch hoeft niet altijd klachten te veroorzaken. Inhoud Waar komt artrose het meest voor ? Artrose komt het meest voor in de halswervelkolom, het onderste deel van de lendewervel-kolom en in de handen. Daarna volgen in frequentie van vóórkomen de grote teen, de knieën en de heupen. Ellebogen, polsen, schouders en enkels zijn relatief weinig aangedaan. Hierbij dient wel vermeld te worden dat arthrosis van knieën en handen bij vrouwen meer voorkomt dan bij mannen. Heupartrosis komt bij mannen iets vaker voor dan bij vrouwen. Er zijn ook sterke verschillen tussen de verschillende rassen. Zo komt bijv. bij Chinezen heupartrosis maar zelden voor. Knie-artrosis komt bij negroide vrouwen meer voor dan bij blanke vrouwen.

Risicofactoren voor het ontstaan van artrosis.

De belangrijkste risicofactor is leeftijd. Daarna volgen geslacht en ras (zie eerder). Ook erfelijke aanleg (genetische predispositie) is een belangrijke factor. Als de ouders veel artrosisklachten hebben is de kans groot dat de kinderen dat ook krijgen. Aan bovenstaande risicofactoren kunnen we totaal niets doen. Andere belangrijke factoren zijn:

  • overgewicht
  • overbelasting in beroep, hobby of sport
  • trauma of ongeluk in het gewricht
  • doorgemaakte andere aandoeningen in het gewricht, bijv. een vorm van reuma

Bovenstaande vraagt nog om enige uitleg. Overgewicht is een belangrijke risicofactor voor alle vormen van artrose, maar vooral van de knieën. Ook overbelasting in het beroep is een belangrijke factor en het gaat hierbij vooral om zware eenzijdige belasting bijv. bij arbeid waarbij je lange tijden op één plaats moet staan of veel moet tillen. Zo hebben boeren een 5 tot 9 maal grotere kans of heupartrose, wat toegeschreven wordt aan zwaar tilwerk. Artrose van de handen werd aangetoond bij mensen die erg veel handenarbeid verrichten. Ook heeft men bij bepaalde sporten een grotere kans op artrose. Zo is aangetoond dat voetballers meer kans hebben op knie- voet- en enkelartrose. Die voetballers die veel "koppen" hebben een duidelijk grotere kans op artrose van de nekgewrichten. Daar staat tegenover dat lange-afstandlopers helemaal niet meer kans op knieartrose hebben dan niet-hardlopers. De oorzaak daarvan ligt in het feit dat hardlopen wel meer belasting geeft van de knieën, doch het kraakbeen niet beschadigt. Bij voetballen treden er meer kleine trauma' tjes op van het kraakbeen in knieën, voeten en nek. Elk gewrichtstrauma leidt tot het ontstaan van een vroegtijdige artrose. De bekendste trauma's zijn dan het meniscusletsel en de kruisbandscheuringen in de knie. Ook elke breuk die zich voordoet tot in het gewricht geeft een grotere kans op artrose. Over het algemeen kan gesteld worden dat elke verandering in of om het gewricht een predispositie (=vergrote kans) kan zijn voor het ontstaan van artrose:

  • Overgewicht, eenzijdige belasting, te zware belasting kunnen een directe beschadiging van het kraakbeen geven.
  • Een letsel van het gewrichtskapsel of de gewrichtsbanden kan ook een oorzaak zijn. Een gewrichtsband die gescheurd is, herstelt meestal niet of maar in geringe mate en dit kan aanleiding zijn tot een veranderde stand of beweging van het gewricht, waardoor kraakbeen anders wordt belast. Zowel onder-als overbelasting geeft verandering van de structuur van kraakbeen en kan daardoor een directe aanleiding geven tot het ontstaan van artrose. Een letsel van het kapsel herstelt meestal wel snel, maar niet met het oorspronkelijke kapselweefsel, doch met littekenweefsel, dat een andere samenstelling heeft en daarmee een andere functie. De veranderde trekspanning van het littekenweefsel geeft irritatie van de aanhechtingsplaats en stimuleert het bot tot woekering aan de randen. Ook kan het littekenweefsel een veranderde belasting van het kraakbeen veroorzaken, waardoor het artroseproces versneld kan gaan optreden.
  • Elke bewegingsbeperking van een gewricht geeft een veranderde belasting van het kraakbeen. Op sommige plekken wordt het kraakbeen overbelast en op andere plaatsen wordt het onderbelast. Beide veranderen de belasting van het kraakbeen en zijn zodoende een predispositie voor artrose.

Is artrose te voorkomen ? Bij preventie van artrose moeten we denken aan primaire en secundaire preventie. Primaire preventie betekent het voorkomen van artrosis. Mogelijkheden hiertoe moeten gezocht worden in het verminderen van de risicofactoren zoals: zorgen dat je niet te zwaar wordt; geen langdurige eenzijdige arbeid verrichten en als je dan toch dergelijk werk hebt, zorgen voor regelmatige afwisseling in stand en beweging; handwerken kan leuk zijn, maar overdrijf het niet in tijd; til niet te zware voorwerpen, roep liever de hulp in van anderen, "vele handen maken licht werk"; probeer bij sporten het veroorzaken van blessures zoveel mogelijk te vermijden door goed schoeisel, goede terreinen, betere regels maar vooral ook veiliger gedrag op het sportveld. Secundaire preventie betekent dat je maatregelen neemt om reeds aanwezige artrose in progressiviteit af te remmen. Oplossingen moeten dan gezocht worden in gewichtsafname; aanpassing op het werk; beter schoeisel met schokabsorberende zolen. Alles komt neer op het aanpassen van de belasting op de belastbaarheid van het artrotische gewricht. Dit betekent zeker niet dat je het gewricht niet meer mag belasten. Goede en gezonde beweging is een voorwaarde tot afremmen van de progressie. Een goede stabiliteit en spierversterking zorgen ervoor dat het gewricht beter beschermd wordt tegen overbelasting en trauma's. Inhoud Mag men sporten met artrose ? Natuurlijk is dit afhankelijk van de ernst van artrose. Als de mobiliteit van het artrotische gewricht goed is dan is een lichte vorm van sport eerder aanbevolen dan verboden. Elke vorm van overbelasting dient hierbij wel te worden voorkomen. Zoek ook geen sport die de kans op blesseren van het gewricht verhoogt. Wandelen, hardlopen, gymnastiekoefeningen, fietsen en zwemmen zijn over het algemeen goede vormen van sport. De conditie van het gewricht kan daardoor toenemen. Sporten als badminton, tennis, golf en volleybal kunnen bij bepaalde vormen van artrosis zeer goed zijn. Zorg wel altijd voor goed schoeisel met een schokabsorberende zool. Voorbeelden: · Bij heuparthrosis is wandelen en zwemmen zeer goed; wandelen geeft door de afwisselende belasting en ontlasting van het gewricht een betere voeding van het kraakbeen waardoor een progressie wordt tegengegaan en soms zelfs een licht herstel mogelijk is. Zwemmen draagt bij tot een training van de mobiliteit van het gewricht: fietsen mag wel indien dit geen problemen geeft, ook niet na het fietsen. Bij fietsen is de schuifbelasting over het kraakbeen groter dan bij wandelen en daarom meer belastend voor het kraakbeen. · Bij knie-arthrosis geldt hetzelfde als bij heupartrose. Sporten die overbelasting of de kans op microtrauma's (kleine blessures) doen toenemen is niet verstandig. Bij tennis is de kans hierop groter dan bijv. bij golf. · Bij arthrosis van de handen is een keuze in volleybal wel een hele slechte. Kies dan een sport die de handen wel doet bewegen maar weinig belast. Zwemmen kan een goede keuze zijn. · Bij artrose van de lage rug zijn wandelen en zwemmen een goede keuze. Fietsen is goed voor de algemene conditie, doch geeft geen bijdrage aan verbetering van het probleem. Kortom: BEWEEG !! MAAR BEWEEG GOED BELAST !! MAAR BELAST GOED Niet bewegen of niet belasten leidt alleen maar tot verdere toename van de klachten.

Hoe wordt de diagnose van artrose gesteld?

De belangrijkste manier waarop artrose wordt vastgesteld is de röntgenfoto of de MRI. Af en toe zal een kijkoperatie (arthroscopie) nodig zijn. Bij klinisch onderzoek kan het vermoeden wel groot zijn, doch de echte vaststelling ligt bij beeldvormend onderzoek. Soms zal het inspuiten van een contraststof in het gewricht nodig zijn. Het artritisbeeld is op zich niet door een foto te bepalen. Hier zal het klinisch onderzoek bepalend zijn waarbij er sprake moet zijn van pijn, zwelling, temperatuurtoename, eventueel roodheid en bewegingsbeperking volgens een voor het gewricht kenmerkend patroon. (kapselteken) Behandelmogelijkheden bij artrose In de medische en paramedische beroepen probeert men de artrose in te delen in graden van ernst. 1º (eerste graads) artrose: de röntgenfoto vertoont geen of nauwelijks afwijkingen. Er is geen beperking van de mobiliteit. Wel is er een geringe kraakbeenverandering. 2º (tweede graads) artrose: lichte botwoekering; normale gewrichtspleet; kraakbeenverandering; geringe bewegingsbeperking volgens kapsulair patroon(=kapselteken). 3º (derde graads) artrose: matige botwoekering (osteofyten); gewrichtspleetversmalling; sclerose ofwel verharding van bot onder beschadigd kraakbeen; mogelijk gewrichtsdeformatie; forse bewegingsbeperking volgens kapsulair patroon. 4º (vierde graads) artrose: grote osteofyten (botwoekering); sterke gewrichtspleetversmalling; ernstige verharding en verdikking van botuiteinden (sclerose); gewrichtsdeformatie; forse bewegingsbeperking volgens kapsulair patroon tot volledige bewegingsbeperking.

Heupartrose.JPG Heupartrose

De behandeling van de artrose

De behandeling van artrose zall afhankelijk zijn van de graad van artrose en het al of niet aanwezig zijn van een artritis.

1. Bij artritis zal de behandeling bestaan uit:

  • adviezen tot het geven van rust aan het gewricht in de zin van het minder belasten van het gewricht zodat de ontstekingsreactie kan herstellen. Dus adviezen m.b.t. de ADL (Aktiviteiten in het Dagelijks Leven), sport en beroepsuitoefening.
  • medicijnen:bijv. paracetamol om de pijn te dempen, om de ontstekingsreacties te remmen, waardoor tevens de pijn zal afnemen. Meestal wordt hiervoor een NSAID (= Non Steroïd Anti Inflammatory Drug) een ontstekingsremmer gegeven. Deze worden ook wel anti-reumatica genoemd.
  • injecties in het gewricht met corticosteroïden (bijnierschorshormonen) al of niet tesamen met een pijnstiller kan soms nodig zijn bij een ernstige gewrichtsontsteking.
  • afkoeling bij sterke pijn en temperatuurverhoging kan tijdelijk de pijn dempen. Het afkoelen kan m.b.v. een koude- of ijspakking worden toegediend.
  • soms kan een brace of bandage worden voorgeschreven met het doel het gewricht tijdelijk rust te geven zodat de ontstekingsreactie sneller zal herstellen.

2. De behandeling van artrose:

  • uit het voorgaande is gebleken dat artrose meestal een normaal verouderings-verschijnsel is van de gewrichten dat ons allen zal kunnen overkomen. Zolang het hierbij gaat om een normale leeftijdsgebonden mate van artrose zal over het algemeen geen behandeling nodig zijn. We kunnen wel ervoor zorgen dat deze onvermijdelijke veranderingen onze gewrichten zo gering mogelijk blijven. Onderzoek heeft aangetoond dat gezonde lichamelijke activiteit leidt tot toename van de dikte van het kraakbeen en een betere voeding daarvan. Immobilisatie (niet bewegen) daarentegen leidt tot een vermindering van de voeding van het kraakbeen en daardoor tot een ver- mindering van de kwaliteit. Onbelast bewegen alleen (bijv. bewegen in water) is daarom niet voldoende. Het kraakbeen heeft een goede afwisselende druk nodig om goed gezond te blijven. KORTOM: een gezonde en actieve leefwijze is de beste preventie !!!!! Bij lichte vorm van artrose (1e graad en 2e graad) · adviezen m.b.t.: - lichaamsgewicht verminderen - verminderen van bepaalde belastingen in ADL, sport en arbeid - activeren tot goede en gezonde lichaamsbeweging - uitleg omtrent artrose. Zo zal het belangrijk zijn om uit te leggen dat artrose niet hetzelfde is als reuma

en dat het bij alle mensen voorkomt

  • ergotherapeutische adviezen: aanpassen van de arbeidsomstandigheden, zodat de overbelasting van gewrichten zal afnemen. Dit kan zowel op het werk als in de huishouding plaatsvinden. · medicijnen: indien artrose oorzaak is van artritisbeschijnselen zal naast aanpassing van de belasting het soms nodig zijn dat medicijnen worden voorgeschreven. Meestal worden pijnstillers (bijv. paracetamol) of NSAID'S (ontstekingsremmers) voorgeschreven.
  • Fysiotherapie: Bij de behandeling van lichtere vormen van artrose speelt de fysiotherapie een zeer belangrijke rol. De behandeling zal vooral bestaan uit oefentherapie, voorlichting en fysische therapie in engere zin. v fysische therapie in engere zin: vormen van therapie dit vooral gericht zullen zijn op pijndemping en ontspanning van de spieren. De fysiotherapeut kan hierbij gebruik maken van electrotherapie (niet pijnlijke stroompjes die de zenuwen die de pijn veroorzaken zullen beïnvloeden en daardoor de pijn doen afnemen). Vormen hiervan zijn bijv. TENS en interferentie-stroom. Ook hoogfrequentie electrotherapie zoals Ultra Korte Golf zal kunnen worden toegepast. Dit zal alleen plaatsvinden bij aanwezige artritis en hevige pijn. Vormen van thermotherapie: - warmtetherapie kan worden toegepast ter ontspanning en pijndemping - cryotherapie of koude therapie (bijv. in de vorm van ijs-pakkingen) wordt toegepast ter vermindering van ontstekingsverschijnselen (bij artritis) en pijn. Over het algemeen kan gesteld worden dat fysische therapie in engere zijn alleen geïndiceerd zal zijn bij ontstekingsverschijnselen en/of hevige pijn. Bij artrose waarbij pijn of ontsteking niet op de voorgrond staan zijn deze vormen van therapie meestal niet nodig. Bovenstaande therapievormen geven beslist géén verbetering van de artrose, doch zijn alleen maar gericht op de verzachting van de verschijnselen ervan! v oefentherapie of bewegingstherapie: Dr. M.Hopman - Rock "leven met artrose", 1997) schrijft in haar proefschrift: "met artrose kun je leren leven, mits je blijft bewegen, zelfs wanneer het lijf zeer doet". Blijven bewegen, ook als je pijn hebt en inderdaad, na de pijn wordt het fijn". De fysiotherapeut speelt daarbij een zeer belangrijke rol. Behalve een sturende en begeleidende rol bij het herstel zal de fysiotherapeut bewegingstherapie toepassen met als doel de gevolgen van de aandoening te verminderen en/of verergering voorkomen.

Oefentherapie

De oefentherapie heeft tot doel:

  • de mobiliteit (bewegingsmogelijkheid) verbeteren
  • de spieren rondom het gewricht te versterken
  • verkortingen van spieren op te heffen
  • de stabiliteit en coördinatie te verbeteren
  • de pijn te verminderen

Naast de oefentherapie op stoornisniveau zal de fysiotherapeut aandacht besteden aan verbetering van de activiteiten die verloren zijn gegaan of in kwaliteit zijn verminderd. Zo is er aandacht voor het staan, zitten,gaan staan, lopen, traplopen, , fietsen, enz. Uitgebreide studies geven aan dat oefeningen die gericht zijn op het normaal functioneren in ADL, arbeid en sport het meeste effect geven. Belangrijk hierbij is ook dat de patiënt een oefenschema heeft dat thuis kan worden voortgezet. Bij sterkere vorm van artrose (3e graads) Deze vorm wordt gekenmerkt door een forse bewegingsbeperking volgens het kapsulair patroon. Dit betekent dat de bewegingsbeperkingen in een bepaalde volgorde in ernst aanwezig zijn, hetgeen veroorzaakt wordt door het totale kapsel van het gewricht. Voor elk gewricht is dit anders en typisch voor dat gewricht. Daarnaast kan er ook een beperking zijn die veroorzaakt wordt door de botwoekering van het gewricht zelf. Aan dit laatste is niet veel te verbeteren, doch de beperkingen als gevolg van de kapselveranderingen zijn wel veel te verbeteren. De fysiotherapeut of manueel therapeut zal tracties uitvoeren en oefeningen geven die de mobiliteit van het gewricht zullen optimaliseren en de verkregen mobiliteit handhaven. Zo heeft klinisch onderzoek uitgewezen dat tractie manipulatie van de heup een snelle verbetering kan geven van de mobiliteit. De bewegingen van het betreffende gewricht zijn dan niet alleen beter mogelijk, doch ook de pijn is daarbij verminderd. Als de functie van het gewricht en rondom het gewricht is verbeterd, dan zijn er voldoende voorwaarden aanwezig om te gaan oefenen op activiteitenniveau. Voorbeeld: het looppatroon trainen bij een ernstige bewegingsbeperking heeft weinig zin en doet de klachten alleen maar toenemen. Daarom zal de fysiotherapeut of manueel therapeut eerst de voorwaarden moeten scheppen alvorens een verbetering van het looppatroon te kunnen of mogen verwachten. Zodra de mobiliteit, de spierkracht en de coördinatie en stabiliteit voldoende zijn, zal er een training volgen op activiteitenniveau met een oefenschema voor thuis. Indien er een artritisbeeld is, dan zal er tijdelijk niet veel getraind kunnen worden en zal de patiënt een behandeling kunnen verwachten zoals al eerder is vermeld.

Orthopedisch ingrijpen

Bij maximale vorm van artrose (4e graad) Bij ernstige artrose die gepaard gaat met pijn en (start)-stijfheid is het soms nodig dat de orthopedisch chirurg een operatie uitvoert. De bekendste methoden hierbij zijn:

  • arthrodese = het vastzetten van het gewricht. Het voordeel hiervan is dat de patiënt geen pijn meer heeft. Het nadeel is dat er totaal geen beweging meer mogelijk is in dit gewricht. Dit nadeel echter is maar heel relatief, want de patiënt had al nauwelijks of geen beweging meer in dat gewricht. Het nadeel van het niet kunnen bewegen geeft in de nek of lage rug weinig verdere verslechtering van het totale bewegingspatroon. Indien er een heup is vastgezet dan kan de patiënt dit nadeel bij zitten bijv. opvangen door te zitten in een speciale arthrodese-stoel.
  • osteotomie = een operatietechniek die bij artrose van de heup en knie wordt toegepast en waarbij er een wigvormig stukje bot wordt weggenomen waardoor het aangedane gewricht een andere stand inneemt. Voorwaarde is dan wel dat het bot en kraakbeen in het nieuw te belasten gedeelte van de gewrichtsoppervlakken goed moet zijn. Deze techniek wordt nog vaak uitgevoerd bij jonge patiënten bij wie nog geen vervangend gewricht kan worden geplaatst.
  • synovectomie = een operatietechniek waarbij het aangedane en telkens ontstoken kapsel wordt weggenomen. Het voordeel hiervan is

dat de chronisch optredende artritis direct wordt verminderd. Voor de functie en voeding van het gewricht geeft deze techniek veel nadelen, maar in individuele gevallen kan dit soms de beste oplossing zijn.

  • kunstgewricht = voor steeds meer gewrichten is het mogelijk een kunstgewricht te plaatsen. Het eigen gewricht wordt dan weggenomen en vervangen door een prothese of ook plastiek genoemd. (N.B. dit heeft niets met plastic te maken). Deze techniek is voor steeds meer gewrichten mogelijk en wordt bij 4e graads artrose steeds vaker toegepast waardoor de kennis, kunde en technische toepassingen de laatste jaren sterk zijn verbeterd, waardoor ook de resultaten sterk zijn toegenomen. Zowel voor wat betreft de pijn als de bewegingsbeperking zal er over het algemeen een verbetering optreden.

Fysiotherapie

Bij alle orthopedisch chirurgische ingrepen zal de fysiotherapeut worden ingeschakeld voor oefentherapie. De taak van de fysiotherapeut zal hierbij gericht zijn op:

  • verbeteren van de functie van het geopereerde gewricht
  • spierversterking van de spieren rondom het gewricht
  • erg veel aandacht zal er zijn voor het functioneren van de patiënt met het geopereerde gewricht. Het oefenen heeft tot doel de verschillende activiteiten als gaan, staan, zitten, gaan zitten, gaan staan, opstaan uit lig, traplopen, enz. te verbeteren en te optimaliseren. Als patiënt wordt geopereerd aan de heup, knie of enkel zal deze altijd een periode met hulpmiddel moeten lopen. Dit kunnen krukken, stokken, rollator, enz. zijn. De fysiotherapeut zal de patiënt dit moeten aanleren t.b.v. een goed looppatroon en t.d.v. de veiligheid. Meestal zal de fysiotherapeut de patiënt vóórdat deze geopereerd gaat worden al leren te lopen met elleboogkrukken. De patiënt leert het dan sneller aan in vergelijking tot na de operatie. Na de operatie is het lopen dan een stuk gemakkelijker EN veiliger!

Waar kan ik meer lezen over artrose ?

Voor meer informatie kunt U terecht bij:

  • Nationaal Rheumafonds, postbus 80208, 2508 GE Den Haag, telnr. 070-3503231
  • Reuma patiëntenbond, postbus 1370, 3800 BJ Amersfoort, telnr. 033-4616364
  • Nederlands instituut voor Sport en Gezondheid (NISG), postbus 302, 6800 AH Arnhem, telnr. 026-4834427
  • TNO Verouderingsonderzoek, postbus 2215, 2301 CE Leiden, telnr. 071-5181210

Zie ook

Bron

  • Deze tekst is geschreven door Dhr. G. Hoppenbrouwers, Fysio-Manueel Therapeut van het PMC in Roosendaal

Youtube