Artrose van de hand

Uit Wikifysio
Ga naar: navigatie, zoeken

ARTROSE VAN DE HAND

Achtergronden

Artrose is een klinisch syndroom gekenmerkt door gewrichtspijn, stijfheid en functiebeperking. Artrose in de hand komt meestal voor aan de volgende gewrichten:

  • duimbasis (CMC-I);
  • proximale vingergewrichten (PIP);
  • distale vingergewrichten (DIP).

Kenmerkend is de vorming van benige verdikkingen (noduli) bij de PIP-gewrichten (noduli van Bouchard) of bij de DIP-gewrichten (noduli van Heberden). Artrose in de pols is zeldzaam, maar er kan soms sprake zijn van artrose aan de radiale zijde van de pols (carporadiale gewricht).

Het merendeel van de mensen in de leeftijdscategorie ouder dan 55 jaar heeft radiologische kenmerken van artrose van de hand of pols, maar slechts ongeveer 20% van hen heeft ook klinische symptomen.27) De prevalentie en incidentie van artrose zijn aanzienlijk hoger voor vrouwen dan voor mannen en nemen toe met de leeftijd. De gevolgen van artrose voor het dagelijks functioneren en voor de zelfredzaamheid van ouderen kan groot zijn, maar toch wordt lang niet altijd hulp gezocht. Artrose van CMC-I kan ook op veel jongere leeftijd al klachten geven.

Het verlies van gewrichtskraakbeen en de nieuwvorming van bot kunnen het gevolg zijn van langdurige mechanische belasting, een eerder trauma of instabiliteit van het gewricht.28) Artrose komt ook vaak voor zonder aanwijsbare oorzaak (primaire artrose) of bij mensen met een inflammatoire vorm van artritis zoals reumatoïde artritis (secundaire artrose). Zie NHG-Standaard Artritis. Andere risicofactoren zijn een familiegeschiedenis van artrose, hogere leeftijd en overgewicht.29)

Het merendeel van de patiënten rapporteert over een periode van twee jaar een toename van pijnklachten, maar artrose van de hand heeft niet altijd een progressief beloop.30) Progressie gaat samen met verminderde knijpkracht van de handspieren. Artrose van het CMC-I-gewricht heeft onder meer

door andere mogelijke oorzaken (eerder trauma of instabiliteit) en andere behandelingsmogelijkheden een andere (vaak minder gunstige) prognose. CMC-I-artrose gaat doorgaans gepaard met meer beperkingen in functie dan artrose van de PIP- of DIP-gewrichten. Pijnklachten bij artrose treden vaak op in exacerbaties (ook wel flares genoemd), die gepaard kunnen gaan met toegenomen stijfheid, warmte en hydrops (zie NHG-Standaard Artritis). Er zijn nog weinig gegevens over de invloed van comorbiditeit, werkgerelateerde en/of arbeidsrelevante factoren en psychosociale factoren (angst, depressie, ziekteperceptie) op het beloop van klachten bij handartrose en met name op de consequenties van de klachten voor functioneren.

Richtlijnen diagnostiek

Anamnese

Ter bevestiging van de diagnose31) besteedt de huisarts aandacht aan:

eventueel recent of ouder trauma van de hand en/of pols; de leeftijd van de patiënt (ouder dan 45 jaar); de lokalisatie van de klachten; welke gewrichten zijn aangedaan (bij artrose van het CMC-I-gewricht worden pijnklachten in de duimmuis ter hoogte van de handpalm aangegeven); de aanwezigheid van startpijn en startstijfheid; zwelling en ochtendstijfheid (korter dan een half uur); pijn bij wringende bewegingen (veel voorkomende klacht bij artrose van het CMC-I-gewricht); klachten aan andere gewrichten die duiden op artrose (met name knie of heup); het voorkomen van artrose in de familie. Ter bepaling van de ernst van klachten vraagt de huisarts naar:

  • de lokalisatie van de klachten; enkel- of dubbelzijdig;
  • mate van hinder in de dagelijkse werkzaamheden en activiteiten (grijpen en knijpen);
  • verminderde kracht.

Lichamelijk onderzoek

Beoordeel:

  • de lokalisatie van de klachten en vergelijk daarbij met de andere zijde;
  • de aanwezigheid van benige verdikkingen bij de PIP-gewrichten (noduli van Bouchard) of bij de DIP-gewrichten (noduli van Heberden);
  • de aanwezigheid van collaps van de duim (adductiecontractuur van CMC-I met hyperextensie van MCP-I geeft een vierkant aspect van de hand (square hand)).

Besteed aandacht aan:

  • de mobiliteit van de pols (flexie/extensie);
  • de mobiliteit van hand- en vingergewrichten (vuist maken);
  • de kracht van de handspieren (knijpen in twee vingers van arts).

Aanvullend onderzoek

Laboratoriumonderzoek is niet geïndiceerd bij artrose (zie NHG-Standaard Artritis).

Röntgenonderzoek is niet zinvol om de diagnose artrose te stellen gezien de discrepantie tussen radiologische kenmerken van artrose van de hand of pols en de klinische symptomen.

Evaluatie

Stel de diagnose artrose bij:

  • aanhoudende gewrichtsklachten die toenemen bij belasting van de gewrichten;
  • leeftijd van 45 jaar of ouder (hoewel artrose soms bij jongere mensen kan voorkomen);
  • lichte, kortdurende ochtendstijfheid (minder dan een half uur);
  • benige verdikking met name bij PIP-gewrichten en DIP-gewrichten.

Differentiaal diagnostische overwegingen bij PIP- en DIP-artrose zijn:

  • reumatoïde artritis (gekenmerkt door: leeftijd bij diagnose vaak jonger dan veertig jaar, vaak *symmetrische klachten, met name pols, MCP- en PIP-gewrichten aangedaan en DIP-gewrichten niet aangedaan, ochtendstijfheid duurt langer dan één uur);
  • andere vormen van artritis.

Differentiaal diagnostische overwegingen bij CMC-I-artrose zijn:

  • oude al dan niet miskende scaphoidlaesies of laesies van het scapholunate ligament na een eerder trauma bij CMC-I-artrose;
  • tendovaginitis van De Quervain.

Richtlijnen beleid

Voorlichting en adviezen

  • Geef uitleg over de mogelijke oorzaken van de aandoening en het mogelijke beloop.
  • Adviseer – bij veel pijn – tijdelijk de aangedane gewrichten te ontzien bij dagelijkse activiteiten.
  • Adviseer enkele eenvoudige oefeningen (polsen buigen en strekken, vuist maken, vingers strekken en spreiden), die kunnen helpen bij het behoud van kracht en de beweeglijkheid.32)

Niet-medicamenteuze behandeling

Een spalk33) voorkomt overbelasting van het gewricht en kan leiden tot afname van de pijnklachten. Een (hand)therapeut kan tevens een programma aanbieden waarin aandacht wordt besteed aan ergotherapeutische adviezen zoals omgaan met de klachten tijdens dagelijkse activiteiten en tips voor ontzien van aangedane gewrichten, en gerichte oefeningen ter versterking van handspieren en in standhouden van mobiliteit.34) Een dergelijk programma kan gunstige effecten hebben op pijn, beperkingen in functioneren en knijpkracht.

Medicamenteuze behandeling

Adviseer desgewenst pijnstilling in periodes waarin pijn op de voorgrond staat. Overweeg het gebruik van een lokaal NSAID als eerste keus bij artrose. De effecten zijn bij artrose vrijwel vergelijkbaar met die van een oraal NSAID, maar met een veel lager risico op (gastro-intestinale) bijwerkingen. Paracetamol is tweede keus, omdat dit middel een breed veiligheidsprofiel heeft. Bij onvoldoende resultaat is een oraal NSAID derde keus. Het gebruik van voedingssupplementen, waaronder glucosamine en chondroïtine, wordt niet geadviseerd,35) evenmin een corticosteroïdinjectie, vanwege het ontbreken van voldoende bewijs voor effectiviteit.36)

Verwijzing

Behandel zo lang mogelijk conservatief. Als de pijn of de bewegingsbeperking (vooral van het CMC-gewricht) ondanks conservatieve behandeling (medicatie, oefentherapie of ergotherapie) blijft bestaan, overweeg dan een verwijzing naar een chirurg voor operatieve behandeling (artrodese, trapeziumresectie of trapeziumresectie met ligamentreconstructie al dan niet met interpositie van peesmateriaal).37) De resultaten van chirurgie zijn niet bij iedereen gunstig: 60% is min of meer tevreden en ongeveer 30% blijft klachten houden. Er zijn geen aanwijzingen dat een bepaalde chirurgische techniek de voorkeur heeft wat betreft effecten op pijn of functioneren.

Zie ook:


<google uid="C02"></google>