Medische trainingstherapie, MTT
Inhoud
Inleiding
“Mensen die denken geen tijd te hebben voor lichaamsbeweging zullen vroeg of laat tijd moeten maken om ziek te zijn” vermelde Edward Stanley (1826-1893) in “The Conduct of Life”. Indertijd bestonden er vast nog geen “randomized clinical trials” en was er mogelijk ook nog geen sprake van “evidence based medicine”. Heden ten dage is het actieve oefenen weer “evidence based”. Ook binnen de orthopedische manuele therapie is het actieve oefenen / medische trainingstherapie een belangrijke interventie.
Evidence based
Echter zo “evidence based” is actief oefenen niet. Waar staat vermeld bij welke pathologie er welke oefeningen gedaan moeten worden, hoeveel oefeningen, met welke intensiteit, met hoeveel herhalingen, met welke factoren wordt rekening gehouden? Dit zijn zo maar enkele vragen welke opkomen indien auteur denkt aan het “evidence based” zijn van actief oefenen. “Revalidatietraining is een training tussen wetenschap en gevoel” (L.L.J.M. van Agt, geneeskunde & sport 1996). Voorgaande onderschrijft het toepassen van een stukje individualiteit in het schrijven van een trainingsschema c.q. behandelplan voor een sporter en mijns inziens ook de patiënt. Actief oefenen bij a-specifieke rugklachten is net zo “evidence based” als bijvoorbeeld een manipulatie op niveau L5-S1 bij dezelfde a-specifieke rugklachten. Waarom dient er geoefend te worden bij “a-specifieke” lage rugklachten of waarom moet L5-S1 gemanipuleerd worden bij dezelfde “a-specifieke” lage rugklacht. Het antwoord kan alleen op individueel niveau gegeven worden door clinical reasoning. Of met andere woorden het a-specifieke rugprobleem dient gespecificeerd te worden. Ook op het laatste NVMT congres werd dit onderschreven door de heer P. O ‘Sullivan. Hij stelde dat bij lumbale instabiliteit (welke nu valt onder de categorie “a-specifieke lage rugpijn”) er specifiek geoefend dient te worden. Dit heeft hij onderzocht bij patiënten welke middels conventionele oefenprogramma’s onvoldoende resultaat hadden en na zijn specifieke oefenprogramma herstelde deze patiëntengroep wel.
Waar staat Medische TrainingsTherapie nu voor ?
Medische Training Therapie betekent dat er oefentherapie wordt toegepast met een curatief of preventief karakter waarbij principes worden toegepast vanuit de trainingsleer zoals we die kennen in de sport. Dit betekent dat een oefensessie aan een bepaalde duur moet voldoen, er moeten een aantal oefeningen worden gedaan met een bepaald aantal herhalingen en series. Wil men enig inspanningsfysiologisch effect hebben dan dient er al gauw 45-60 minuten te worden geoefend / getraind. Tijdens MTT kunnen met name functies worden getraind. Hierbij zijn de basis grondmotorische eigenschappen van belang t.w.: contractiliteit, lenigheid / mobiliteit, uithoudingsvermogen, kracht en snelheid. (Hierbij dient opgemerkt te worden dat coördinatie een afgeleide is van bovengenoemde grondmotorische eigenschappen). Een groot deel van onze patiënten hebben pijnklachten van het houding- en bewegingsapparaat en willen van de pijnklacht afkomen. Tijdens het uitvoeren van oefeningen is het niet wenselijk om patiënten de pijn of extra pijn te laten ervaren. De kunst van het trainen is het opvoeren van de belasting zonder pijnklachten. Pijn inhibeert namelijk spierfunctie en is een negatieve bekrachtiger waardoor extra pijntoename tijdens of na het oefenen zal leiden tot een verder pijnvermijdingsgedrag en / of kinesiofobie.
Wanneer is er een indicatie voor MTT?
Om de indicatie voor MTT te kunnen bepalen dient de therapeut o.a. de somatische disfunctie in kaart te brengen. Definitie van de somatische disfunctie (naar Greenman: Principles of manual medicine): “impaired or altered function of related components of the somatic (body framework) system; skeletal, arthrodial, and myofacial structures; and related vascular, lymphatic and neural elements. Daarnaast is het zinvol om te bepalen of er sprake is van een facilitated segment en dient de therapeut te bepalen of er sprake is van een a-specifieke arousal. Disfuncties binnen het arthrogene – musculaire en neurogene mechanisme kunnen leiden tot een verstoring in de bewegingspatronen (Motor-patterns). En deze verstoorde bewegingpatronen kunnen weer leiden tot het recidiveren van voornoemde disfuncties. Een en ander kan leiden tot een verminderde aktieve stabiliteit in de bewegingsketen. Tijdens MTT kan aanvankelijk geoefend worden met bijvoorbeeld een relatief lage kraakbeen belasting en later worden opgebouwd naar meer kraakbeenbelastende oefeningen (aangezien kraakbeen leeft t.g.v. het feit dat het belast wordt). Hetzelfde geld voor de discus intervertebralis ook deze dient weer opgebouwd te worden in belastbaarheid. Afhankelijk van de actualiteit worden oefeningen gegeven welke de discus minder belasten en in loop van het herstelproces wordt de discogene belasting opgebouwd. Afhankelijk van iemands belastingseisen in zijn algemeen dagelijks leven kan dit worden opgevoerd totdat de patiënt weer in flexie met rotatie en onder weerstand de rug kan belasten zoals PNF patronen voor de romp met weerstand (manueel of met behulp van pully machine of met behulp van een elastiek / of met behulp van halters). Ook de heer S. Gracovetsky gaf in zijn lezing op het laatste NVMT congres aan dat het gebruik van Torque in de wervelkolom er voor zorgt dat de mens zich energetischer kan voortbewegen tijdens het gaan. Tevens vermelde hij dat een mens een goede functie van de bovenste extremiteit moet hebben om tijdens het gaan het positief energetische effect te kunnen gebruiken van de Torque van de wervelkolom.
Voorwaarden om te kunnen trainen met patiënten:
Allereerst dienen gewrichtdisposities te worden opgeheven, vervolgens dient de gewrichtsmobiliteit te worden genormaliseerd indien er sprake is van een beperking. Tevens dient er een segmentale actieve stabiliteit te worden geoefend indien er sprake is van wervelkolom instabiliteiten en bij perifere gewrichtsinstabiliteiten dient ook het betrokken gewricht actief gestabiliseerd te kunnen worden bij manuele verstoringen. Uit voorgaande blijkt dat medische trainingstherapie niet pas start in een oefenzaal met allerlei apparatuur maar de MTT start reeds op de behandelbank van de therapeut. Indien gestart wordt met medische trainingstherapie dient er vanuit een pijnvrije houding gestart te worden aangezien pijn spierfunctie inhibeert en oefeningen welke pijnvrij zijn activeren de 1, 2 en 3a afferenten waardoor inhibitie verkregen wordt van 3b en 4 afferentie (van Cranenburg: Pijn).
Opbouw MTT:
- Opbouwen van de rompstabiliteit en spierfunctie (=centraal).
- Opbouwen van de stabiliteit en spierfunctie in de extremiteiten.
- Beginnen met isometrisch aanspannen en streven naar dynamisch trainen.
- Starten trainen op de behandeltafel met manuele weerstandsoefeningen, vervolgens het toepassen training m.b.v. apparaten totdat er sport en werksituaties kunnen worden nagebootst.
- Symmetrische oefeningen met weerstand dichtbij het gewricht uitbouwen tot asymmetrische oefeningen met een lange hefboom.
- Groot steunvlak uitbouwen naar oefeningen waarbij de patiënt een klein steunvlak heeft.
- Contracties stimuleren d.m.v. ademhaling, oogbewegingen en exteroceptieve prikkels (vanuit de neurologische oefentherapie)
Voordelen van MTT ten opzichte van huiswerkoefeningen:
- Er wordt een inspanningsfysiologische prikkel aangeboden.
- Er is controle op de uitvoering van de oefeningen.
- Betere combinatie mogelijk van stabiliserende oefeningen en mobiliserende oefeningen. (bijvoorbeeld bij de patiënt met een instabiel gleno-humeraal gewricht en beperkte cervico-thoracale wervelkolom)
- Vreemde ogen dwingen een patiënt meer tot oefenen dan thuis.
De inspanningsfysiologische prikkel kan worden aangeboden middels diverse trainingsschema’s zoals bijvoorbeeld: krachtuithoudingsvermogen, snelkracht, explosievekracht, pyramide training, intervaltraining, duurtraining, sprinttraining, et cetera. In dit artikel heeft auteur gepoogd te beschrijven dat MTT meer inhoud dan alleen aan apparaten trekken. Tevens is geprobeerd aan te geven dat training een stuk generalisatie behoeft en daarnaast ook een stuk specificiteit. Afhankelijk van de patiënt, de pathologie, hulpvraag, somatische disfunctie, facilitated segment, a-specifieke arousal, ADL eisen, aanwezige kinesiofobie, bijkomende pathologieen dient de therapeut een individueel behandelprogramma te maken.
Bron:
- NAOMT