Wervelkolom beweeglijkheid
Inhoud
- 1 ANATOMIE
- 2 OSTEOLOGIE:
- 3 Arthrologie:
- 3.1 discus intervertebralis:
- 3.2 articulatio intervertebralis: (facetgewrichten)
- 3.3 articulatio uncovertebralis (cervicaal):
- 4 Het bekkengewricht:
- 5 De circulatie:
- 6 De musculatuur:
- 7 Neuroanatomie:
- 8 DE WERVELKOLOM
- 9 Fysieke klachten?
ANATOMIE
DIT ARTIKEL DIENT NOG VERDER BEWERKT TE WORDEN!!!!!
Vorm
.Frontale vlak
rechtlijnig (scoliose is afwezig)
Saggitale vlak
4 krommingen
- sacrale krommingen
- lumbale lordose
- thoracale kyfose
- cervicale lordose
Sterkte van krommingen door index van Delmas
- dynamische persoon:veel krommingen < 94
- statische persoon:afgevlakte krommingen > 94
Functies van de WK:
- statische functie
- kinematische functie
- evenwichtsfunctie
- beschermende functie
OSTEOLOGIE:
De cervicale wervelkolom:
- halswervels lijken allen op elkaar, met uitzondering van atlas en axis die in vorm verschillen van de overige halswervels
*atlas:
ontbreken van corpus,onderste gewrichtvlak is convex
- structuren atlas:
*axis: aanwezigheid van een dens
- structuren axis:
Cervicale wervel C3-C7:
- relatief hoge discus intervert. (beweeglijkheid)
- uncovertebrale gewrichten (stabiliserend)
- gespleten proc.spinosi (C2-C6)
C7; grote proc.spinosus, proc. prominens, niet gesplitst,proc.transversi met foramen transversarium
- structuren C7:
- corpus vertebrae
- arcus vertebrae
- pediculus arcus vertebrae
- lamina arcus vertebrae
- processus articularis superior en inferior
- facies articularis superior en inferior
- incisura vertebralis superior en inferior
- processus spinosus
- foramen vertebrae
- processus transversum met tuberculum anterior en posterior
- foramen transversarium
- op bovenste deel van corpus C3 tot C7: processus uncinati
De thoracle wervel:
- vorm afhankelijk van het niveau
- de gewrichtsvlakken van de costovertebrale gewrichten
- proc.spinosi;inplanting, grootte: horizontaal, richting: vrij verticaal
Ter hoogte van de overgangsgebieden (T1, T12) kunnen er individuele varianten zijn; T1 kan zo qua vorm soms functioneel gerekend worden tot de CWK en T12 tot de LWK. structuren:
- corpus vertebrae
- fovea costales superior en inferior
- arcus vertebrae met pediculus en lamina vertebrae
- processus spinosus
- incisura vertebrae superior en inferior
- foramen vertebrae
- processus articularis superior en inferior
- processus transversus met fovea costalis processus transversi
De lumbale wervel:
- vrij groot corpus
- foramen vertebrale = vrij klein
- geen proc.transversi
structuren:
- corpus vertebrae
- processus spinusus
- lamina
- pediculus
- processus costales
- processus accesorius
- processus mamillaris
- processus articularis superior en inferior
- facies articularis superior en inferior
- incisura vertebralis superior en inferior
- foramen vertebralis
Het sacrum:
- samengesteld uit onderlinge vergroeiing van 5 sacrale wervels en de daartussen gelegen disci
- anterior zijde = facies pelvina
- posteroir zijde =facies dorsalis
structuren:
- basis ossis sacri (promontorium)
- apex ossis sacri
- foramina sacralia pelvina (hieruit trden de ventrale takken van de nervi spinalis)
linea transversae
- crista sacralis medialis, intermedia en lateralis
- foramina sacralis dorsalia
- processus articularis superior
- hiatus sacralis
- curnua sacralis
- alae sacrales
- canalis sacralis
- facies auricularis
- tuberositas sacralis
Het os coccygis:
- samengesteld uit ± 4 staartwervels (3-5)
structuren:
Het os coxae:
structuren:
Os ilium:
Os pubis:
Os ischii:
Het lumen van het canalis vertebrae:
- vorm en afmeting van het canalis vertebrae variëren. Voor-achter diameter: 14-17 mm,soms verminderd door protusie
Arthrologie:
De verbindingen tussen afzonderlijke wervels: komen tot stand door:
discus intervertebralis:
bestaat uit: kraakbeenplaten (2), annulus fibrosus, nucleus pulposus (verdwijnt bij ouder worden)
- geen discus tussen C0-C1 en C1-C2
- genoemd naar de bovenliggende wervel (vb C4 = discus tussen C4 en C5)
- functie:
- begeleiden van de bewegingen tussen de wervels
- schokdemping
- verdelen van de belasting
articulatio intervertebralis: (facetgewrichten)
- verbindingen tussen de facies articularis superior en inferior (op proc.articulares)
- zijn junctura synoviales
- gewrichtsvlakken bedekt met hyalien kraakbeen
- gewrichtskapsel bevat meniscoide plooien die verschillen van bouw en grootte qua gebied
- richting:
- lumbaal: facies articularis superior: gericht naar posterieur, mediaal; facies articularis inferior: gericht naar anterieur, lateraal
- thoracaal: facies articularis superior: gericht naar posterieur, licht lateraal en licht craniaal, facies articularis inferior: gericht naar anterieur, licht mediaal en licht caudaal
- cervicaal: facies articularis superior: gericht naar posterieur, craniaal en lateraal, facies articularis inferior: gericht naar anterieur, caudaal en mediaal
ligamenten:
- ligamentum longitudinale anterius (boven C2 = membrana atlanto occipitas)
- ligamentum longitudinale posterius
- ligamentum flavum
- ligamentum intertransversaria
- ligamentum interspinalia
- ligamentum supra spinalia (boven C7 = septum nunchae)
articulatio uncovertebralis (cervicaal):
- bevinden zich aan de dorsale zijde van de cervicale wervellichamen
- proc.uncinati articuleren en zorgen voor laterale stabiliteit
- uncarthrose bij oudere mensen geeft compressie a.vertebralis en n.spinalis
De hoogcervicale gewrichten, de verbindingen tussen occipitale as en axis: bestaat uit:
articulatio atlanto-occipitalis:
- gewricht gevormd door atlas en os occipitale
- gewrichtsvlakken bovenzijde atlas concaaf
- gewrichstvlakken codylen os ocipitale convex
articulatio atlanto-axialis lateralis:
- gewricht gevormd door fovea art.inf. atlas en fovea art.sup.axis
- gewrichtsvlakken onderzijde atlas convex
- gewrichtsvlakken bovenzijde axis convex
articulation atlanto-axialis medialis:
- gewricht gevormd door dens axis, arcus anterior atlantis en lig.transversum atlantis
onderscheidt zich van de laagcervicale WK door:
- bouw van de wervels
- afwezigheid van disci
- afwezigheid van uncovertebrale gewrichten
- aanwezigheid van musculatuur die onafhankelijk bewegen mogelijk maakt
ligamenten:
- ligamentum apicus dentis
- ligamentum alaria
- ligamentum cruciforme atlantis (lig transversum atlantis+fasciculi longitudinale)
- membrana tectoria
- membrana atlanto occipitalis anterior en posterior
- membrana atlanto axialis anterior en posterior
De costo-vertebrale gewrichten en sterno-costale gewrichten:
- costo 2 delen: os costale (benig) en cartilago costalis (kraakbeen)
- 12 paar ribben: 7 costa verae (ware ribben) en 5 costa spuriae (valse ribben)
- 8-10e rib sluiten indirect aan borstbeen (articulatio interchondilaris)
- 11-12e rib sluiten niet aan borstbeen (costae fluctuantes)
de costo-vertebrale gewrichten:
bestaan uit:
articulatio capitis costae
- tussen capitulae costae en fovea costalis superior v/d wervel
ligamenten:
- ligamentum capitis costae intro articulare (2-9)
- ligamentum capitis costae radiatum
- articulatio costa transversario
tussen facies art.tuberculi costae en fovea costalis transversalis ligamenten:
de sterno-costale gewrichten:
tussen kraakbenig uiteinde van costae verae 2-7 en incusura costalis v/h sternum 1e rib (heeft geen cavum) is een synchondrose en is verbonden met manubrium
ligamenten:
- ligamentum costo-claviculare (1e rib)
- ligamentum sternocostale intra articulare(2e rib)
- mambrana sterni
(ligamentum costo-xiphoidea (6e en 7e rib)
Het bekkengewricht:
bestaat uit:articulatio sacroiliacae (2x), gevormd door facia auricularis os ilium en het os sacrum
- ligamenten:
- articulatio sympysis pubica;gevormd door beide facies symphysealis ossa pubis
structuren:
- discus interpubicus
- ligamentum pubicum anterius, posterius en superior
- ligamentum arcuatum pubis
- articulatio sacrococcygeale
ligamenten:
De circulatie:
1.De arteriële circulatie:
verschillend georganiseerd in de afzonderlijke regio’s
- lumbaal en thoracaal; hoofdzakelijk segmentale arteriën
- cervicaal; hoofdzakelijk uit a.vertebralis
2.De veneuze circulatie:
- vormt van de schedelbasis tot aan sacrum een anastomose (= verbinding van bloedvaten van veschillende oorsprong)
- 2 veneuze plexussen:
- 1.plexus venosus vertebralis externis posterior (tssn proc.spinoi en transversi)
2**.plexus venosus vertebralis internis posterior (in wervelkanaal)
De musculatuur:
Dorsale spieren van de romp:
Diepe musculatuur:
autochtone rugmusculatuur = verzamelnaam voor groep spieren geïnnerveerd door de rami dorsales van de nn.spinales onderscheid:
- korte nekspieren, onafhankelijk bewegen van de hoogcervicale WK (rotatie)
- m.rectus capitis posterior minor en major
- m.obliquus capitis superior en inferior
mm.erector spinae
groep afzonderlijke spieren, ligt in facia thoracolumbalis belangrijke rol bij flexie-extensie en lateroflexie van de WK 2 delen: zowel rechte als schuine spieren lateraal oppervlakkige tractus (lange systeem)mediaal diepere tractus (korte systeem)
4 systemen:
- mediale intertransversale spieren:
- mm.interspinales (6C, 4T, 5L)
- mm.intertransversarii (6C, 4L)
- mm.spinales (T: T10-L3 T2-T8, C: T2-T6 C2-C4)
- mediale transversospinale spieren
- mm.rotatores breves en longi
- m.multifidus (boven rotatores)
- m.semispinalis thoracis, cervicis en capitis (C4-T6) 5 niveau’s hoger
- laterale intertransversale spieren
- m.iliocostalis lumborum, thoracis en cervicis (rib 3-4-5 proc.trans. C4-5-6)
- m.longissimus thoracis, cervicis en capitis
- laterale spinotransversale spieren
- m.splenius cervicus (proc.spin. T4-5-6 proc.trans. C1-C2)
- m.splenius capitis
- mediale intertransversale spieren:
Middenste laag:
- m.serratus posterior inferior (fascia thoracolumbalis 4 onderste ribben)
- m.serratus posterior superior (proc.spin. C6-T2 rib 2 – rib 5)
- m.rhomboideus minor (proc.trans. C6-C7-T1 margo medialis scapulae)
- m.rhomboideus major (proc.trans. D1-T4 margo medialis distalis scapulae)
- m.levator scapulae (proc.trans.C1-C4 angulus sup.scapulae)
Oppervlakkige laag:
- m.lattisimus dorsi
- pars iliaca
- pars vertebralis
- pars costalis
- pars scapularis
- m.trapezius
- pars descendens
- pars transversus
- pars ascendens
- fascia thoracolumbalis
Diepe laterale spieren van de romp:
- m.quadratis lumborum, tonische spier, vaak verkort, rugklachten !
- m.iliopsoas
Ventrale spieren van de romp:
Prevertebrale spieren
- diepe spieren thv de hals:
- m.rectus capitis anterior en lateralis
- m.longus capitis
- m.longus colli (3 delen)
- Oppervlakkige spieren thv de hals:
- m.platysma
- m.sternocleidomastoideus
- m.omohyoideus
- m.sternohyoideus
- m.sternothyroideus
- m.thyrohyoideus
- m.scalenus anterior, medialis en posterior
- m.trapezius
- Tussenribspieren:
- m.intercostales externi en interni
- m.subcostalis
- m.transversus thoracis
- diafragma
- Buikspieren:
- laterale groep:
- m.obliquus externis abdominis
- m.obliquus internis abdominis
- m.transversus abdominis
- mediale groep:
- m.rectus abdominis
- m.piramidalis
- laterale groep:
Neuroanatomie:
Medulla spinalis of ruggemerg:
- ligt in het canalis spinalis en is een onderdeel van het centraal zenuwstelsel
- lengte van 40-45 cm, max. omtrek = 4 cm
- bevat cervicale en lumbale verdikkingen (intumescentia) waaruit de zenuwen naar de ledematen ontspringen
- onderaan versmalt het ruggemerg tot conus medullaris (L1-L2) en eindigt als een dunnen streng, filium terminale (os coccygis)
- substantia grisea
- substantia alba
- fissura mediana anterior
- cornu anterius, posterius en laterale
- canalis centralis
- substantia intermedia centralis
- commisura alba
- radix dorsalis en ventrelis
- ieder ruggemergsegment heeft een eigen paar nervi spinalis (ruggemergzenuwen)
- 31 paar spinale zenuwen:
- 8 nervi cervicales
- 12 nervi thoracales
- 5 nervi lumbales
- 5 nervi sacrales
- 1 nervus coccygei
Bloedvoorziening gebeurt op 2 manieren :
- a.vertebralis; via a.spinalis anterior en posterior
- segmentair door takken van a.intercostalis en aa.lumbales
Ruggemergvliezen:
Ruggemerg omgeven door 3 vliezen:
- dura mater (spinalis) ; pachymeninx (harde hersenvlies)
- opgebouwd uit 2 bladen die in het wervelkanaal op enige afstand van elkaar liggen
- ertussen ligt de epidurale ruimte
- buitenste blad is geheel vergroeid met het periost van het wervelkanaal
- vormt een “zak” rond het ruggemerg en is craniaal vastgehecht aan de omtrek van foramen magnum
- 2 belangrijke eigenschappen: mobiliteit en sensitiviteit
- arachnoidea, leptomeninx (zacht hersenvlies)
tunica arachoidea (spinnewebvlies) staat in verbinding met de pia mater
- pia mater, leptomeninx (zacht hersenvliezen) pia mater of vaatvlies ligt tegen het ruggemerg, bestaat uit 2 lagen: epi-pia en pia intimo, vormt het lig.dentriculatum; een ligament (vlies) dat thc CWK en TWK aan weerszijde van de pia mater ontspringt ; ophangen van het ruggemerg aan de dura mater.Deze vliezen omsluiten 3 cava: beschermende functie
- cavum epidurale = ruimte tussen beide bladen dura mater
- cavum subarachnoideale = ruimte tussen tunica arachnoidea en pia mater
- cavum subdurale = ruimte tussen dura mater en tunica arachnoidea
De zenuwwortels:
Worden gevormd door het verenigen van takjes uit het ruggemerg.Grote variatie in aantal, lengte, richting en vorm van deze takjes. Benaming naar boveliggende wervel (behalve CWK: wortel C1; boven atlas en wortel C8 C7-T1).Zenuwwortel is bedekt door pia mater en omgeven door liquor cerebrospinalis tot aan ganglion. Dura mater en arachnoidea volgen de zenuwwortel wanneer deze de dura zak doorboren. Op plaats van uittreding uit WK wordt iedere spinale zenuw omgeven door een “mouw” van de dura mater (=duramanchet). Distaal van het spinaal ganglion gaat de dura over in het epineurium en de arachnoidea in het perinerium van de spinale zenuw.Thv foramen intervertebrale vormen radix ventralis en dorsalis samen de nervus spinalis, deze korte zenuw splitst buiten foramen in 4 takken:
- ramus meningeus: via foramen terug en geeft in canalis vertebralis collaterale takken die verschillende segmenten overbruggen (craniaal en caudaal)Ineerveert: LLA, LLP, lig.flavum, annulus fibrosus v/d discus.
- ramus dorsalis: tussen proc.art.sup. en proc.trans. splitst in :
- ramus cutaneus (huid ruggebied)
- ramus muscularis (rugextensoren)
- ramus articularis (facetgewrichtskapsel)
- ramus communicans alba en grisea: zie vegetatief systeem
- ramus ventralis: zie plexussen
Foramen intervertebralis:
gevormd door :
- anterieur: posterieure deel discus interevertebralis en corpus vertebrale: LLP
(cervicaal: ook uncovertebrale gewrichten)
- craniaal: pediculus bovenliggende wervel
- caudaal: pediculus onderliggende wervel
- posterieur: intervertebrale gewrichten; laterale deel lig.flavum
Lengte neemt toe in cranio-caudale richting (L4-L5 = 2,5 cm lang) Diameter vergroot bij flexie en verkleint bij extensie in ipsolaterale rotatie
Plexussen:
- thv extremiteiten vormen rami ventrales van de spinale zenuwen een vlechtwerk, waarin vezels van verschillende spinale zenuwen in elkaar verlopen
- de zenuwen die dan naar de periferie lopen, bestaan uit vezels afkomstig uit verschillende spinale zenuwen
We onderscheiden:
- plexus cervicobrachialis:
- plexus cervicalis (C1-C4)
- m.trapezius, m.SCM, diepe nekspieren, diafragma, huid van hals, nek en achterhoofd
- plexus brachialis (C5-T1)
- pars supraclavicularis,n.dorsalis, subclavius, suprascapularis, subscapularis, thoracius longus, thoracodorsalis, pectoralis lateralis en medialis
- pars infraclavicularis,n.axillaris, musculocutaneus, radialis, medialis, ulnaris
- nervi intercostales (T1-T12)
- thv de romp lopen de ramis ventrales segmentair als nervi intercostales gelijk met de ribben
- plexus lumbosacrales (T12-S3)
- plexus lumbalis ligt in de m.psoas
- plexus sacralis ligt op de m.pirifamis
- n.subcostalis, iliohypogasticus, ilio-inguinale, genitofemorale, obturatorius, cutaneus femoris laterale, femoralis, glutaeus superior en inferior, cutaneus femoris posterior, n.ischiadicus (n.peroneus en n.tibialis)
- plexus pudendus (S3-S4)
Levert in hoofdzaak takken die behoren tot perifere zenuwstelsel,n.pudendus
Het vegetatief systeem:
Verzorgt de inwendige organen en hun bekleding Functie: regulatie van de functies van de organen overeenkomstig de eisen, door samenwerking van ortho- en parasympathisch systeem Verbinding van CZS met de viscera door vegetatief systeem gebeurt altijd door 2 neuronen:
- preganglionaire vezels
- postganglionaire vezels
Aaxonen van preganglionaire vezels verlaten het ruggemerg via radix ventralis, n.spinalis, n.communicans alba en bereiken de ganglia van de truncus sympathicus (voor proc.trans.) Axonen van postganglionaire vezels kunnen op 3 manieren naar “orgaan” verder gaan:
- ze gaan terug naar de n.spinalis via ramus communicans grisea en lopen verder naar de organen van de extremiteiten (klieren, haarspiertjes, bloedvaten, …)
- ze lopen mee met de vertakkingen van de bloedvaten die in de buurt van het ganglion gelegen zijn
- als separate zenuwen naar een orgaan
DE WERVELKOLOM
De wervelkolom:
De krommingen:
Pasgeborenen: WK concaaf naar ventraal Na 1 jaar: concaaf (tot recht) meer naar voor 10 jaar: normale krommingen WK
- cervicale lordose, thoracale kyfose, lumbale lordose, sacrale kromming
- ontstaan: 4 steunen 2 steunen bekkenkanteling naar achter
- doel:
R = N2+1 (R = weerstand tegen axiale druk, N = beweeglijkheid) Delmas
Indeling van de wervelkolom:
- CWZ
- hoog C0-C1-C2
- midden C2-C5
- laag C5-C7
- TWZ
- hoog T1-T3
- midden T4-T8
- laag T9-T12
- LWZ
- overgangsgebieden: cranio-cervicaal, cervico-thoracaal, thoraco-lumbaal, lumbo-sacraal
=Functies van de wervelkolom:
- statische functie; stijfheid – ondersteuning (verstagingssysteem)
- dynamische functie; beweeglijkheid – buigzaamheid (functioneel bew. sysyteem)
- beschermende functie; ruggemerg – cauda equina – a.vertebralis – stoot
- evenwichtsfunctie (goed functioneren van de WK, vb. op 1 been staan en evenwicht behouden)
Functionele eenheid van de wervelkolom:
Voorste en achterste component:
Het bewegingssegment:
- voorste component:
- 2 corpora
- discus intervertebralis
- LLA & LLP
- functie; dragende (stat + dyn)
- achterste component:
- arcus
- facetgewrichten
- proc.trans. + proc.spin.
- lig.flavum; suprasp
- functie; dynamische (beweging sturen)
Het corpus vertebrae:
- functie; gewicht dragen (door eigen structuur)
- structuur; compacte laag bot met daarin spongieus weefsel
- geen massief bot = zwaarder, betere veerkracht
- schuinlopend systeem trabeculae corpus vertebrae; overlappen het hor. en vert. systeem
- verschil in weerstand; indeukings# meestal ventraal
- ouderdomsverschijnselen van het corpus:
- vermindering sterkte bot (minder trabeculae)
- erger: osteofyten: papgaaienbekken = arthrose; verstijven WK
- vermindering veerkracht van het bot
- afname van de corpushoogte
- afplatting van het corpus
- toename concaviteit corpus
Discus intervertabralis:
- structuur , 3 delen: (20-30 % v/d WK)
- eindplaat = kraakbeenplaat (hyalien kraakbeen) dikte: 0,6-1 mm, functie: verankering discus intervertebralis
- nucleus pulposus
- centrum van de discus (40 % van de discus)
- gelatineuze massa
- matrix: collegaanvezels, gel, chondrocyten en bindweefselcellen
- eigenschappen proteoglycanen: zeer hydrofiel hoge osmotische druk, weerstand
tegen belasting (want constante belasting op DI evenwicht tussen osmotische en hydrostatische druk)
- anulus fibrosus= vezelige ring bestaande uit 10-20 lamellen
- samenstelling lamellen: collegeenvezels, 60-70 % water
- vezels binnen 1 lamel lopen in dezelfde richting maar in de opeenvolgende lamellen
in tegengestelde richting
- richting lamellen = 30º met corpus
- functie:
- dragende functie overdracht en absorptie van belasting
- begeleiden van beweging
- mobiliteit van WK, mobiliteit bepaald door: dikte, breedte en compliance (= omgekeerde van elasticiteit) van de discus intervertebralis; DI is buigbaar om beweging toe te laten;discus wordt op een complexe manier belast:
mechanisch gedrag van de discus bij axiale compressie: overdracht van compressie door samenwerking nucleus pulposus en anulus fibrosus - druk op nucleus (wel/niet samendrukbaar) zet uit in de breedte - druk tegen lamellen continue actie-reactie kracht voorspanning in DI - druk in discus is nooit nul - osmotische druk - evenwicht osmotische druk en hydrostatische druk (dag-nacht) ’s morgens > ’s avonds (’s avonds: hydrostatisch > osmotisch) axiale compressie weinig schade aan DI
mechanisch gedrag van de discus bij axiale rek: alle collageenvezels op rek + geven weerstand tegen rek bij buigbeweging vezels aan convexe zijde op rek
mechanisch gedrag van de discus bij glijden/schuiven: vezels in richting van beweging op rek (niet alle vezels evenveel op rek) andere vezels ontspannen rekkracht vermogen is groter in voorste en achterste vezels dan in laterale rekkracht vermogen is groter in perifere dan in centrale vezels
mechanisch gedrag van de discus bij buigen: aan concave zijde: - corpora naderen - compressie anulus en zal uitpuilen - compressie nucleus concaaf aan convexe zijde: - corpora uit elkaar - rek op anulus (vooral perifeer) - nucleus wordt ontlast buigen zal druk niet verhogen, wel bij combinatie
mechanisch gedrag van de discus bij torsie: vezels in richting torsie trekken vezels in tegenovergestelde richting ontspannen
• discusdegeneratie protecoglucanen minder vochtopname dikte en beweeglijkheid elasticiteit DI kruiphouding (aanpassing vervormbaarheid door druk)
d) Verhouding discushoogte en corpushoogte:
[[
e) De facetgewrichten: = intervertebrale gewrichten = (zyg)apofysaire gewrichten junctura synoviales tussen facia art.sup. en inf. morfologische verschillen: regionaal, inter-individueel, intra-individueel, asymmetrie meest voorkomende vorm: vlak, C-vormig, J-vormig • functie van de facetgewrichten: toestaan van beweging tussen de wervels overdracht van belasting beschermen van discus tegen schuifkrachten • structuren van de factegewrichten: membrana fibrosa membrana synovialis intra-articulaire structuren (vetweefsel, meniscoide plooien)
f) De ligamenten: opgebouwd uit collageenvezels met een oriëntatie in de lengterichting van het ligament functie stabiliteit, limiteren mobiliteit, beschermend - lig.flavum invloed bij bewegen, verhinderen kapselinklemming, voorspanning op discus - lig.longitudinale anterior weerstand bij anterieure rek - lig.longitudinale posterior weerstand bij posterieure rek (bij buiging verhinderen van uitpuiling door LLA & LLP) - lig.interspinale weerstand bij flexie - lig.supraspinalia weerstand bij flexie (vanaf C7 = lig.nuchae), niet tot sacraal (L4-L5) - lig.intertransversaria weerstand bij zijwaarts buigen - lig.iliolumbale verhinderen voorwaarts glijden L5 op sacrum, stabilisatie L5 op sacrum
g) Ruggemerg en dura mater: tijdens bewegen ontstaan er schuif- en trekkrachten op ruggemerg en dura mater ruggemerg, dura mater en wortels zijn met elkaar verbonden rek wordt verdeeld over de
structuren
1.5 Kinematica van de wervelkolom: • 2 typen van bewegen: - rotatie (angulaire bewegingen) - translatie (lineaire bewegingen) combinatie van rotatie en translatie = rollen
• vrijheidsgraden wervel:
[[
• indeling: - osteokinematica beschrijving van de botbewegingen rotatie anatomische botbewegingen (rond anatomische assen) fysiologische botbewegingen (rond “werkelijke” as) spin, swing (rond lengte-as) translatie
- arthrokinematica beschrijving van de gewrichtsbewegingen rotatie: rol – glijden tractie
• toegepast op WK: (swing, spin, translatie-tractie) - osteokinematica: swing = schommelbeweging hoekverandering lengteassen WK: flexie + extensie + lateroflexie spin = rotatiebeweging vast raakpunt WK: rotatie
- arthrokinematica: (intra-articulaire bewegingen) botrotatie veroorzaakt intra-articuair een rol/glij beweging rolbeweging is gelijk aan de bewegingsrichting glijbeweging is afhankelijk van de vorm van de gewrichtspartner convexe gewrichtspartner draaipunt ligt binnen bewegend bot glijrichting is tegengesteld aan rolrichting concave gewrichtspartner draaipunt ligt buiten bewegend bot glijrichting is gelijk aan rolrichting
- wervelkolom: C0-C1 convex-concaaf glijrichting tegengesteld aan rolrichting C1-C2 convex-convex onstabiel (glijrichting tegengesteld aan rolrichting) onder C2 concaaf-convex glijrichting gelijk aan rolbeweging
• gewrichtsposities: - maximally loose-packed position - loose-packed position - maximally close-packed position - clos-packed position
1.6 Bewegingsomvang van de bewegingen van de wervelkolom:
2. De cervicale wervelkolom:
2.1 Inleiding: meest beweeglijke deel van WK, ondersteunt hoofd (trauma) curvatuur: lordose en omkering hoogcervicaal horizontaal houden visuslijn functionele onderverdeling: - hoogcervicaal C0-C2 - midden- en laagcervicaal C2-C7 (soms ook T1)
2.2 Hoogcervicale wervelkolom:
a) Inleiding: = craniovertebraal complex onderscheid hoog – laag: vorm, aanwezigheid discus en uncovertebrale gewrichten, eigen
ligamenten en spieren
atlas = kogellager tussen C0 en C2 atlas en axis kunnen theoretisch onafhankelijk van elkaar bewegen C0-C1 stabiel, C1-C2 mobiel
b) Gewrichten: • atlanto-occipitaal gewricht (C0-C1): condylen C0 en fovea art.superior atlas morfologie: condylen langwerpig, biconvex fovea langwerpig, biconcaaf oriëntatie gewrichtsvlakken: condylen caudaal, mediaal fovea craniaal, lateraal bewegingsassen: frontale as (door proc.mastoideus) flexie en extensie sagittale as (2-3 cm boven dens) lateroflexie transversale as onduidelijk gezien geringe amplitude
• atlanto-axiaal gewricht (C1-C2): 1) laterale atlanto-axiaal gewricht: fovea art.sup. axis en fovea art.inf. atlas morfologie beide biconvex oriëntatie: atlas caudaal, mediaal, licht naar dorsaal axis craniaal, lateraal, licht naar ventraal 2) mediale atlanto-axiaal gewricht: ventraal: facies art.ant.dens en fovea dentis atlas dorsaal : facies art.dens en anterieure zijde lig.transversum bewegingsassen: frontale as (midden bovenste deel dens) flexie en extensie sagittale as (midden cervicaal) lateroflexie transversale as (achter dens door lig.transversum) rotatie
c) Mobiliteit: bewegingsmogelijkheden: C0-C1 vooral F, E, LF; C1-C2 rotatie • flexie: C0-C1: C0 rolt naar ventraal en glijdt naar dorsaal C1-C2: C1 rolt naar venntraal en glijdt naar dorsaal dens kantelt naar dorsaal ventraal: afstand kleiner, dorsaal: spanning • extensie: C0-C1: condylen rollen naar dorsaal en glijden naar ventro-craniaal C1-C2: C1 rolt naar dorsaal en slipt iets naar ventraal dens kantelt naar ventraal ventraal: spanning, dorsaal: afstand kleiner • lateroflexie: gepaard met heterolaterale rotatie C0-C1 tov C2 • rotatie: gepaard met heterolaterale LF C0, heterolaterale verplaatsing atlas en dens, schroefeffect
d) Bewegingsomvang:
REGIO flexie-extensie lateroflexie rotatie C0-C1 13 8 0-3 C1-C2 10 0-3 47
2.3 Midden- en laagcervicale wervelkolom: a) Corpus: relatief kleiner, wigvormig dwars 50% > A-P groot canalis cervicalis
b) Uncovertebrale gewrichten: = gewrichten van Luschka C2-C3 tem C6-C7 functie: stabiliteit, limiteren bewegingen, koppeling LF-R groeischijf: dorsolateraal 2 groeischijven = ontstaan
c) Discus intervertebralis: relatief dik en kleiner in diameter, ventraal hoger kleine nucleus pulposus + samenstelling ervan is anders (meer collageen, minder vochtabsorptie)
d) Facetgewrichten: gevormd door: facies art. inferior en superior !!! inklemming lig.flavum geeft spanning op gewrichtskapsel om inklemming te voorkomen oriëntatie: 45º tov transversaal vlak, 0º tov frontaal vlak - fac.art.inf ventraal, caudaal, iets mediaal - fac.art.sup dorsaal, craniaal, iets lateraal
e) Mobiliteit: • flexie: bewegingsas in onderliggende wervel (afhankelijk niveau hoog: caudaal, laag: craniaal) gewrichtsvlakken, coprora, discus, proc.transversi, proc.spinosi, uncovertebrale gewrichten remmende structuren kapsel, discus, anulus, ligamenten eindplaat en facetten vormen cilinder foramen intervertebralis vergroot gapping (gewrichtslijn niet mooi congruent met cirkellijnen) dorso-caudaal • extensie: bewegingsas idem gewrichtsvlakken, corpora, discus, proc.transversi, proc.spinosi, uncovertebrale gewrichten remmende structuren kapsel, discus, LLA, proc.spinosi gapping ventro-craniaal • lateroflexie: LF en homolaterale rotatie zijn hier gekoppelde bewegingen stand facetgewrichten,
uncovertebrale gewrichten
bewegingsas sterk variabel gewrichtsvlakken, corpora, discus, proc.transversi, proc.spinosi, uncovertebrale gewrichten remmende structuren convexe zijde: anulus, kapsel, ligamenten concave zijde: uncovertebrale gewrichten • rotatie: bewegingsas “nucleus pulposus” gewrichtsvlakken, discus, proc.transversi, proc.spinosi remmende structuren anulus, kapsel, ligamenten
f) Bewegingsomvang:
REGIO flexie-extensie lateroflexie rotatie C2-C3 5-23 11-20 6-28 C3-C4 7-38 9-15 10-28 C4-C5 8-39 0-16 10-26 C5-C6 4-34 0-16 8-34 C6-C7 1-29 0-17 5-13 3. De thoracale wervelkolom:
functionele indeling: - hoog T1-T4 - midden T5-T8 - laag T9-T12 functies: bescherming ingewanden, ademhaling
a) Corpus:
relatief hoog, lange processi, niervormig, wigvormig
A-P = dwars
b) Discus intervertebralis: relatief dun weinig discogene klachten thoracaal
c) Facetgewrichten: gevormd door: facies art. inferior en superior oriëntatie: 60º tov transversaal vlak, 20º tov frontaal vlak - fac.art.inf ventraal, mediaal, caudaal - fac.art.sup dorsaal, lateraal, craniaal kleine rol in belastingsoverdracht
d) Thorax: TWZ, ribben en sternum stijfheid van de TWZ, sterktetoename van de TWZ functie: ademhaling + bescherming
e) Ribben: • Costovertebrale gewrichten: art.capitis costae caput = convex en fovea = concaaf art.costo-transversario tub.costae rib en fac.art.tub.proc.transversus rib 1-6 fascia = concaaf/ventraal gericht, tub.costae = convex rib 7-10 fascia = vlak/craniaal gericht, tub.costae = concaaf • Costosternale verbinding: costo-chondrale verbinding kegelvormig, afgeplat naar ventraal en dorsaal geen rotatie
mogelijk
costo-sternale verbinding wigvormig geen rotatie mogelijk doordat er geen rotatie mogelijk is, ontstaat er torsie op het ribkraakbeen
f) Mobiliteit: geringe mobiliteit door geringe discushoogte en door aanwezigheid van de thorax
• flexie: bewegingsas in craniaal gedeelte van de onderliggende wervel coprora, discus, proc.transversi, proc.spinosi, intervertebrale gewrichten, thoraxbeweging bij
flexie (vergroten costo-vertebrale hoek, sterno-costale hoek, chondro-costale hoek)
remmende structuren kapsel, ligamenten, anulus (dorsaal), costo-vertebrale ligamenten • extensie: bewegingsas in midden van caudale deel corpora, discus, proc.transversi, proc.spinosi, intervertebrale gewrichten, thoraxbeweging bij
extensie (verkleinen costo-vertebrale hoek, sterno-costale hoek, chondro-costale hoek)
remmende structuren kapsel, anulus (ventraal), beenderige impact, LLA • lateroflexie: bewegingsas onderliggende wervel (voor Li-rotatie iets meer Re en omgekeerd) corpora, discus, proc.transversi, proc.spinosi, intervertebrale gewrichten, thoraxbeweging bij
lateroflexie (concaaf: thorax , intercostale ruimte, chondrocostale hoek; convex: thorax , intercostale ruimte , chondrocostale hoek )
remmende structuren convexe zijde: anulus, kapsel, ligamenten, intercostale ligamenten en spieren concave zijde: compressie gewrichten en ribben
• rotatie: bewegingsas thv nucleus intervertebrale gewrichten, discus, proc.transversi, proc.spinosi, thoraxbeweging bij rotatie
(homolateraal: concaviteit dorsolateraal, concaviteit chondrocostale hoek ; heterolateraal: concaviteit dorsolateraal, concaviteit chondrocostale hoek )
remmende structuren anulus, kapsel, ligamenten, thorax
g) Bewegingsomvang:
REGIO flexie-extensie lateroflexie rotatie T1-T2 3-5 6 14 T2-T3 3-5 5-7 4-12 T3-T4 2-5 3-7 5-11 T4-T5 2-5 5-6 4-11 T5-T6 3-5 5-6 5-11 T6-T7 2-7 6 4-11 T7-T8 3-8 3-8 4-11 T8-T9 3-8 4-7 6-7 T9-T10 3-8 4-7 3-5 T10-T11 4-14 3-10 2-3 T11-T12 6-20 4-12 2-3
4. De lumbale wervelkolom:
a) Corpus: niervormig, rechthoekig dwars > A-P
b) Discus intervertebralis: dicushoogte/corpushoogte = 1/3 hoogte neemt toe van L1-L4
c) Facetgewrichten: gevormd door: facies art. inferior en superior afstand tussen facetten neemt toe naar caudaal onderscheid tussen vlakke en gekromde (C- of J-vormig) oriëntatie: 90º tov transversaal vlak, 45º tov frontaal vlak - fac.art.inf ventraal, lateraal - fac.art.sup dorsaal, mediaal oriëntatie facetgewrichten bepalen weerstand tegen voorwaarts transleren en rotatie
d) Lumbale lordose: door inclinatie sacrum basis naar ventraal en caudaal (sacrumhellingshoek: 30-50º) doel mechanisch voordeel vorm: bepaald door discus en corpus L5 stabiliteit afschuifkrachten door zwaartekracht tegengewerkt door weerstand van facetgewrichten, discus, lig.iliolumbale
e) Mobiliteit: bepaald door discushoogte, morfologie en oriëntatie facetgewrichten vooral flexie en extensie, minder lateroflexie, geringe rotatie
• flexie:
bewegingsas caudaal en iets dorsaal van het midden
discus, proc.spinosi, intervertebrale gewrichten, lumbale lordose wordt rechtlijnig (kyfotische
kromming)
verschillende stappen: 1) opheffen lordose rotatie vanuit wervels wervels evenwijdig max.contact thv
facetgewrichten
2) rotatie en translatie enkel L1-L4 sagittaal voorwaartse weerstand zo opening,
dan transversaal
remmende structuren kapsel, ligamenten, beenderige impact • extensie: bewegingsas idem discus, proc.spinosi, intervertebrale gewrichten, remmende structuren kapsel, discus, beenderige impact (proc.spinosi, facetgewrichten
contact thv lamina microtraumata = spondylo), LLA
• lateroflexie: bewegingsas midden discus hoog lumbaal, minder naar caudaal toe (ligamenten zorgen voor stabiliteit + proc.art. verder
uit elkaar stabiliteit , mobiliteit )
concave zijde, convexe zijde remmende structuren beenderig contact, ligamenten, discus • rotatie: geringe rotatie lumbaal intervertebrale gewrichten, contactverlies, compressiepunt, rotatie bij flexie remmende structuren facetgewrichten, discus, ligamenten, kapsel
f) Bewegingsomvang: flexie-extensie 12º-16º/ segment lateroflexie 10º, L4-L5: 6º, L5-S1: 3º rotatie 1º-3º
Deel 3: DE BEKKENGEWRICHTEN
1. Inleiding: 3 beenderen, 3 gewrichten bekkengordel = osteo-articulaire ring functie: - overbrengen van krachten van de WK op OL en omgekeerd - belastingsabsorberende functie geslachtsgebonden verschillen (♀: bekken in- en uitgang groter, iliovleugeltjes naar buiten gericht)
2. Stabiliteit van de bekkengordel: - self-locking systeem (wervel – sacrum – ilium – femur = gesloten cirkel) - hefboom SI en SP - ligamentaire systeem - onregelmatige structuren SI gewrichtsvlakken (= vrij ruwe structuren wrijvingkracht ) - wigvorm sacrum frontaal vlak: weerstand tegen afglijden (boven groter dan onder) transversaal vlak: weerstand tegen ventraal kantelen
3. Het sacroiliacaal gewricht:
3.1 Morfologie: gevormd door facies auricularis synoviaal gewricht halfmaanvormig
- grillig “reliëf” met richels en groeven - facies auricularis ilium is negatief van sacrum - tuberculum van Bonnaire = rotatiepunt SI gewricht
3.2 Mobiliteit: grote discussie rond mobiliteit SI klassiek: - nutatie beweging die plaatsvindt rond een as thv S2 (basis naar voor, apex naar achter) bekkeningang , bekkenuitgang ilium: mediaal tub.ischiadicum: lateraal - contra-nuatatie basis naar achter, apex naar voor bekkeningang ilium: lateraal tub.ischiadicum: mediaal
4. Symphysis pubis: gewricht tussen beide facies symphysialis ossa pubica amphi-arthrose stevige ligamenten mobiliteit: - vnl absorptie van trek-, buig- en drukkrachten - translatie (1-2 mm) en rotatie (1-1,5º)
Fysieke klachten?
Raadpleeg uw fysiotherapeut, specialist in beweging [1]
Voor België [2]