Zware beroepen, opinie

Uit Wikifysio
Versie door Wsillen (Overleg | bijdragen) op 18 dec 2009 om 11:32

Ga naar: navigatie, zoeken

Zware beroepen, wat zijn dat eigenlijk?

Auteur

Door Henk Duijn, arbeids- en organisatiepsycholoog 22 september 2009 11:16 | Topic: Opleiding & ontwikkeling

Inleiding

De beste manier om de problemen van mensen met zware beroepen op te lossen, is zorgen dat zwaar werk niet bestaat. Dat zei PvdA-leider Wouter Bos zaterdag 19 september 2009 tijdens een PvdA-bijeenkomst in Venlo in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen. Hij wil werkgevers wettelijk verplichten het werk zo te organiseren dat hun werknemers niet ‘kapot’ gaan, maar dat zij door kunnen werken tot hun pensioen. Dat zorgt er volgens hem ook voor dat mensen een verhoging van de pensioenleeftijd makkelijker kunnen accepteren. Er zijn twee mogelijkheden om met de problematiek rond “zware beroepen” om te gaan. De eerste is het ontkennen dat er zware beroepen zijn. Dan hoef je daarvoor, na inschakeling van een commissie, ook geen oplossing te zoeken. De tweede is het leveren van een bijdrage aan de discussie rond het stellen van een bruikbare diagnose om de problematiek rond “zware beroepen” in kaart te brengen. Deze bijdrage kan worden gezien als een visie op de gesignaleerde problematiek.

Er blijft in de praktijk een aanzienlijk verschil te bestaan tussen “droom en daad”. Aan goede wil ontbreekt het in de regel niet. Wel ontbreekt het dikwijls aan de mogelijkheid om zaken zodanig te definiëren dat de daarop van toepassing verklaarde regelgeving door alle betrokkenen als billijk wordt ervaren.

Objectiviteit

Het objectief vaststellen van de categorie “zware beroepen” is bijzonder moeilijk, omdat er een afhankelijkheid bestaat van enerzijds de belastbaarheid van mensen en anderzijds de belasting die van mensen in hun werkzaamheden wordt gevraagd. Er zijn grote verschillen tussen individuen en de vaststelling van een “gemiddelde maat” draagt zelden bij tot een oplossing. Bij belastbaarheid dient vervolgens specifiek te worden gemaakt in hoeverre er sprake is van fysieke belastbaarheid, mentale belastbaarheid of een combinatie van die twee met een glijdende schaal. Op basis van statistische gegevens kan op basis van de Ziektewet, alsmede uitstroom in de WAO of de WIA, een aantal beroepen als “zware beroepen” worden aangemerkt. “Fysieke slijtage” kan daarbij oorzaak voor één van de beroepsziekten zijn. De vraag is echter of de zwaarte van deze beroepen nu wordt veroorzaakt door de rol van de werkgever die onvoldoende aandacht heeft besteed aan de Arbeidsomstandighedenwet of door de werknemer die zichzelf door structurele overbelasting sloopt. Dikwijls zie je bij “zware beroepen met een sterke fysieke component” in onder meer de bouw, dat werknemers bij hun werkgever vroeg beginnen en vroeg eindigen, om vervolgens in eigen tijd en voor eigen gewin nog door te werken bij “opdrachtgevers”. Het “eigen gewin” bestaat uit meer besteedbaar inkomen dat veelal op een “fiscaalvriendelijke wijze” wordt geïncasseerd. Dit fenomeen komt onder meer voor bij metselaars en oppermannen, stukadoors, timmerlieden, loodgieters, stratenmakers en schilders. Door de door henzelf gekozen extra werklast, waarop dan geen Arbeidsomstandighedenwet wordt losgelaten,nemen zij te weinig rust waardoor van een deugdelijke recuperatie geen sprake meer is. Belasting kan dan al snel over gaan in overbelasting. Vroeg of laat zullen zij dan de tol betalen. In een ander type “zware beroepen met een “sterk mentale component” in onder meer het bedrijfsleven, zoals onder meer verkopers in de buitendienst, geldt dat zij dikwijls worden gestimuleerd door een relatief laag basisinkomen met daarboven ter stimulering de provisies en bonussen. Dit leidt voor velen tot een soort “najagen van resultaten onder hoge mentale druk”. Een aantal functies binnen de gezondheidszorg is aan te merken als “zware beroepen met zowel een fysieke als mentale component”. Het verzorgen en verplegen van patiënten en cliënten trekt een zware wissel op de werknemers in de gezondheidszorg. Wel zijn er hulpmiddelen ontwikkeld om onder meer het tillen te vereenvoudigen, maar die zijn niet in alle situaties toepasbaar. Voor dit laatste kan bij voorbeeld worden gedacht aan het ambulance personeel.

Employability

In heel veel situaties is “employability” als sleutelwoord voor het verbreden van de inzetbaar-heid van werknemers, waardoor zij ook op andere functies kunnen worden geplaatst, in veel situaties moeilijk realiseerbaar.

De meeste werknemers in de bouw hebben gekozen voor de aan de door hen vervulde functie in de bouw verbonden vaardigheden en werkomstandigheden. Zelden liggen de ambities van deze categorie werknemers op het gestalte geven aan “employability” door noodzakelijke kennisverwerving via studie of van kantoorwerk. Voor de meeste verkopers in de buitendienst is het alternatief “verkoopleider” niet bereikbaar. Ook is het voor velen moeilijk om na een periode van veel provisie en bonussen een stap terug te doen. Hun administratieve kwaliteiten binnen een zeker keurslijf zijn meestal beperkt. Ook de stap van “front office” naar “back office” lijkt voor velen weinig aantrekkelijk. Voor de meeste verzorgenden en verplegenden is een minder belastend alternatief niet bereikbaar. In het verleden kwam een beperkt aantal werknemers met fysieke klachten terecht in al dan niet gecreëerde administratief ondersteunende of coördinerende functies. Deze functies zijn qua aantal echter te beperkt om structureel voor een oplossing te kunnen zorgen.

Gedeelde verantwoordelijkheid

Een aan deze problematiek te koppelen vraag is: “Wie is er verantwoordelijk voor de employability van werknemers?”

Naar mijn idee dienen werknemers zelf, op basis van deugdelijke voorlichting en scholing, zelf in belangrijke mate de verantwoordelijkheid voor hun inzetbaarheid te dragen. Zij “moeten” niet gedwongen worden om zich in de breedte te ontwikkelen, maar zij “mogen” – daartoe gestimuleerd door hun werkgever – zich tijdig in de breedte ontwikkelen.

Feitelijk is de hiervoor gegeven beschrijving een benadering vanaf de achterkant van het probleem: de uitval van werknemers tengevolge van overbelasting in “zware beroepen”.Daarom is het misschien ook goed eens vanaf de voorkant naar het probleem te kijken.

Waarom kiezen mensen voor een “zwaar beroep”? In eerste instantie omdat zij zich daartoe voelen aangetrokken, zij voelen zich competent om dat werk te doen. In tweede instantie speelt dikwijls de beloning een rol. Voor de een is extrinsieke beloning in de vorm van de mogelijke financiële compensatie het meest van belang, voor de ander is dat de intrinsieke beloning in de vorm van iets voor anderen kunnen betekenen. Bij “zware beroepen” in de bouw geldt dat voor velen het genereren van extra inkomsten uit werk naast het werk (dikwijls een vorm van overcompensatie) een belangrijke rol speelt. Het plegen van roofbouw leidt daarbij tot “materialistisch welbevinden” en niet zelden tot een mate van invaliditeit. Bij “zware beroepen” als verkopers in de buitendienst geldt eveneens de mogelijkheid tot het genereren van extra inkomsten die bijdragen aan “materialistisch welbevinden”. Ook komen hier met enige regelmaat spanninghoofdpijn, migraine aanvallen, lage rugpijn, vormen van depressiviteit, “overspannenheid” (neurastheen syndroom) en burnout voor. Bij “zware beroepen” als verzorgenden en verplegenden in de gezondheidszorg speelt het in teamverband samenwerken in de zorg voor anderen een belangrijke rol naast het in deeltijd kunnen werken. Met name in de lagere functies (helpende en verzorgende) die fysiek dikwijls bijzonder zwaar kunnen zijn, geldt voor velen daarnaast ook nog de beperking van mogelijkheden op de arbeidsmarkt bij hun keuze voor de zorg. Wanneer de keuze voor een “zwaar beroep” wordt ingegeven door de behoefte aan een relatief hoge financiële compensatie voor de arbeid, geldt voor de bouw hetzelfde als voor bankdirecteuren: “Het is nooit genoeg”. “Consumeren” gaat daarbij boven “consuminderen”.

De sleutel, waarvan velen zich onvoldoende bewust lijken te zijn, is dat er beslist meer is dan alleen maar werken om zoveel mogelijk geld te verdienen. Veel geld maakt niet per definitie de mensen gelukkiger. Zeker niet wanneer er op basis van “sociale vergelijking” en “me too- effecten” ten koste van de gezondheid een jacht ontstaat naar “steeds meer”. Misschien wordt het de hoogste tijd om mensen opnieuw te leren genieten van zaken die veel gelukkiger kunnen maken dan het verschralende en sterk egocentrische materialisme.

Zie ook: