Manuele therapie, methode Marsman

Uit Wikifysio
Ga naar: navigatie, zoeken

Een visie op de Marsman-methode

Inleiding

Overzicht van modelmatige scholen “Manuele Therapie” in Nederland De Nederlander Van der Bijl sr. (1909-1977) is de grondlegger geweest van het type scholen dat nu vertegenwoordigd wordt door de “Utrechtse school”, de school voor orthomanuele geneeskunde en de oorspronkelijke Marsman methode. Deze scholen presenteren een afwijkend denken met betrekking tot de aanvaarde orthopedische benadering. De totaaltheorieën zijn zeer biomechanisch van aard en maken gebruik van gegevens welke uit het lichamelijk onderzoek komen. Deze gegevens classificeren de patiënt biomechanisch. De theorieën kennen een groot aantal typeringen waarbinnen de patiënt geplaatst wordt. Bij de behandeling wordt primair het geclassificeerde mechanische model behandeld en niet de klacht. In de zestiger jaren startte Van der Bijl een school voor manuele therapie. Deze leidt voornamelijk fysiotherapeuten op. De opleiding, later Utrechtse school genoemd, evalueerde en bracht de biomechanica met betrekking tot de arthro- en osteokinematica tot bloei. Bij Van der Bijl sr. was het onderzoek van de patiënt gestoeld op de biomechanische gedachte van massaverplaatsingen van hoofd, thorax en bekken ten opzichte van elkaar, en op een kantelprincipe genoemd Mobile. Het lichamelijk onderzoek werd uitgevoerd door het objectiveren van asymmetrieën middels directe metingen en door de patiënt uitgevoerde testen (voorkeursbewegingen). "Subjectief" actief of passief bewegings- onderzoek en palpatie werden niet toegepast. Voor elke typering bestond een receptuur, vastgelegd in een modellen- en behandelboek. De uitvoering van de receptuur bestaat tot op heden voornamelijk uit licht- mobiliserende bewegingen op bepaalde sleutelpunten in het bewegingsapparaat. Sickesz Ortomanuele geneeskunde (1922-) en Marsman (1918-1992) kunnen worden gezien als leerlingen van Van der Bijl. Zij ontwikkelden een eigen theorie op basis van door Van der Bijl verlaten theorieën. Intrinsiek zijn hierdoor sterke verwantschappen binnen hun theorievorming blijven bestaan. Mevrouw Sickesz, arts, noemde haar methode "ortho-manuele geneeskunde". Alleen artsen worden opgeleid. Zij onderzoekt - voornamelijk vanuit de zitpositie als uitgangshouding - middels palpatie de wervelkolom op ruimtelijke posities van wervels welke als gevolg van verhaking een afwijkende stand hebben. De behandeling is gericht op een zo symmetrisch mogelijke wervelkolom binnen de mogelijkheden van het individueel gediagnosticeerde model. De manipulaties worden ook uitgevoerd met een rubber hamer en beitel.

De methode Marsman

De grondlegger van deze methode in de jaren '70 was de manueeltherapeut Jaap Marsman, van oorsprong fysiotherapeut en werkzaam in de regio Twente in Nederland. Marsman ontwikkelde een theorie gebaseerd op enkele eenvoudige bewegingswetten die gerelateerd werden aan de voorkeursbewegingen van het individu. Aan de hand van voorkeursbewegingen, driedimensionaal passief bewegingsonderzoek in verschillende uitgangshoudingen en palpatie, werd het voorkeurspatroon van een patiënt bepaald. De behandeling bestaat uit passieve mobilisatie van bewegingsbeperkingen, andere dan het individuele voorkeurspatroon. Gesteund door de Stichting Manuele Geneeskunde in Eindhoven (het latere SOMT in Amersfoort), kreeg zijn school in de jaren tachtig veel aanhangers door zijn praktische, directe, patiënt-gerichte benadering en de eenvoud van de aangeboden technieken (1). Marsman had drie medewerkers: Gelevert(1942) en Leferink(1943), ook fysiotherapeuten, begeleidden hem vanaf het eerste uur. Rutte (1953) werd later door Marsman in de groep opgenomen. In 1987 splitste de groep zich nadat Marsman al een jaar niet meer in functie was. Gelevert en Leferink continueerden de oorspronkelijke Marsmancursus in de Lutte.

Rutte startte, op basis van de Marsmantheorie, een school welke meer gericht is op de orthopedische richting, de massamechanische en de klinisch kinesiologische richting, maar mét het negeren van de complexe arthrokinematica. Ook de behandeling is afwijkend van de oorspronkelijke school en bestaat uit alle mogelijke technieken, zowel actief (spiertechnieken) als passief (mobilisatie als stabilisatie). Manipulatie wordt niet afgewezen. De technieken worden afhankelijk van de orthopedische, neurologische en de houdings- en bewegingsanalyse uitgevoerd, maar met de mechanische achtergrond van de compressie/shift-theorie. Vanaf 1997 is deze school overgegaan in een stichting: de Marsman Stichting.

Korte algemene samenvatting van de methode naar Marsman

De basis van de methodiek volgens Jaap Marsman is een empirisch denkpatroon. Deze is gebaseerd op mechanische, natuurkundige principes en wordt met name gezien vanuit het oogpunt van de wet van de wervelbeweging. Dit laatste nu is geëvalueerd tot een vergelijkende bewegingscombinatie op basis van massamechanica. D.m.v. dit denkpatroon kunnen houdingen en bewegingen worden geanalyseerd en aan dysfuncties van het onderzochte individu worden gerelateerd. Aan de hand van houdings- en bewegingskenmerken wordt een typediagnose gemaakt. Met de kennis van de typediagnose, het klachtenpatroon en de gevonden gestoorde beweeglijkheid, kan het kinematisch inzicht worden vergroot en eventueel een behandeling worden ingesteld. Deze behandeling kan passieve (poly-)segmentale mobilisatie (als onderdeel van oefentherapie) inhouden, maar ook andere vormen van therapie kunnen worden toegepast zoals talloze oefentherapeutische technieken, waaronder manuele therapie in het bijzonder.

De huidige theorie uitgedragen door de Marsman Stichting

Samenvatting basis

  • 1 Bewegen ontstaat door vervorming van massa (massamechanica). De vervorming moet in evenwicht blijven (labiel evenwicht) door middel van een tegenbeweging. De massa beweegt onderhevig aan de zwaartekracht, begeleid door excentrisch werkende musculatuur, door agonistische concentrisch werkende musculatuur of door een combinatie van beide. Het bewegen vindt plaats door het uitwijken van de gecomprimeerde massa. Indien men een beweging met onderzoeks- of behandel-technisch doel uitvoert, behoort deze beweging door asymmetrische comprimering van de massa te ontstaan. Dat wil zeggen dat de massa (elk weefsel) en dus ook het gewrichtsoppervlak unilateraal-axiaal wordt belast. Bewegingen vinden dan plaats op geleide van de curvatuur van de gewrichtsoppervlakken.
  • 2 Indien een massa in de ruimte beweegt zal elk onderdeel van de massa een eigen plaats in de ruimte opzoeken zodanig dat deze optimaal in evenwicht is met de totale massa. Bij bewegen dient geen enkel onderdeel van de keten absoluut gefixeerd te zijn. In de praktijk worden bij geleid bewegen de botstukken ten opzichte van elkaar verplaatst met een relatieve mobiliserende hand als "fixatie" en een mobiliserende hand als "beweger".

Naast het feit dat beide onderdelen van de massa ten opzichte van elkaar bewegen zijn zij ook onderhevig aan de verplaatsing van de massa in de ruimte. Die beweging kan worden gezien als resultante, shiftbeweging genoemd.

  • 3 Massaverplaatsingen worden gezien als shiftverplaatsing en niet als beweging aan de uiteinden van deze massa (de agonistische beweging). De shiftverplaatsing wordt uitgedrukt in kwadranten, zodat de uiteinden van de massa een vaste combinatie van ééndimensionale (agonistische) bewegingen geven. De shift is de ééndimensionale resultante van deze bewegingen. De resultante is natuurlijk meer-dimensionaal in de ruimte.
  • 4 Massa die zich habitueel asymmetrisch ten opzichte van de mediaanlijn bevindt, beweegt ook asymmetrisch binnen de mogelijkheden van de maximale bewegingsuitslagen. Dit asymmetrisch bewegen ten opzichte van de mediaanlijn wordt "voorkeursbewegen" of "preferential movement" genoemd.

Aan de hand van een aantal basistesten kan men het asymmetrisch bewegen van een individu analyseren. Kennis van het asymmetrisch bewegen houdt inzicht in van de, in oorsprong aanwezige, individuele houdings- en bewegingsmogelijkheden. De testuitslagen dienen reproduceerbaar te zijn.

  • 5 Marsman verdeelde het lichaam in zeer originele massafunctie-eenheden, die elk op zich een oorspronkelijke asymmetrische beweeglijkheid hebben.

Deze functie-eenheden kunnen onderling de totale lichaamsmobiliteit versterken, nivelleren of tenietdoen.

  • 6 De bewegingsdiagnose als conclusie van het onderzoek wordt gebaseerd op het orthopedisch /neurologisch lichamelijk onderzoek (status praesens), de preferential movement testen en de anamnese. De beoordeling is gericht op klachten gerelateerd aan locatie, globaal kwalitatieve houdings- en

bewegingsrichting. De conclusie wordt dan vereenvoudigd weergegeven in:

    • Pijn en/of bewegingsbeperking in de voorkeur
    • Pijn en/of bewegingsbeperking uit de voorkeur
    • Extern trauma uit de voorkeur
    • Hypermobiliteit uit de voorkeur
  • 7 De orthopedische/neurologische diagnose is geen indicatie tot behandeling. De werkelijke indicatie is de - op basis van de houding en/of bewegingsdiagnose - ketendysfunctie waarmee de orthopedische/neurologische diagnose (problematiek) een direct aannemelijke verbinding vormt. Op basis

van de positieve uitslag van een proefbehandeling wordt een behandeling gegeven. Deze behandeling bestaat uit passieve, eventueel isometrisch-mobiliserende technieken, en een huiswerkoefening als onderhoud van de verkregen bewegingsvrijheid.

  • 8 In tegenstelling tot onderzoekstechnische handgrepen worden mobiliserende handgrepen uitgevoerd vanuit de maximaal mogelijke beweeglijkheid van een gewricht, doorgaans de maximal loose packed position genoemd.

Bewegingen worden onder compressie van de massa vanuit een zo optimaal mogelijke ontspannen uitgangshouding uitgevoerd. Ademhalings- en oogbewegingen spelen een rol bij de uitvoering. De behandelrichtingen zijn protocollair afhankelijk van de voorkeur, de pijn en de actueel beperkte bewegingsrichting.

  • 9 De kracht van de massamechanica zit in het benoemen van de bewegingen in de ruimte, waardoor definiëring van beweging als practicus gemakkelijker kan plaatsvinden. Daarnaast is kennis van het voorkeursbewegen essentieel, om de mogelijkheden en beperkingen van de patiënt in het dagelijks leven goed in te schatten en te onderscheiden in werkelijke blokkeringsbeelden en habituele beperkingen.

Tevens verschaft deze kennis een schat aan mogelijkheden voor zeer gerichte, op het individu aan te leren oefentherapie.

Nawoord

De methode naar Marsman is een - in Nederland ontwikkelde - open, praktisch neurofysiologisch en mechanisch gefundeerde methode om functiestoornissen van het bewegingsapparaat te begrijpen en zeer goed inpasbaar te maken in elke andere methode, zonder deze concurrentie aan te doen. Tegelijkertijd geeft deze methode - indien van toepassing - een opening tot inzicht van de behandelwijzen, waarvan door de ontwikkelingen binnen de fysiotherapie in Nederland in de laatste 20 jaar de manuele therapie kant de meest in het oog-springende kant is geweest. De diagnostische benadering ervan wordt echter ook gebruikt in de revalidatie m.b.t. toegepaste oefentherapie en aanpassingen, en vindt ook zijn weg in de sport ter optimalisering van de resultaten op bewegingstechnisch niveau. De laatste jaren zijn ook verzekerings- en arbeidsgeneeskundigen in toenemende mate geïnteresseerd geraakt in deze inzichten tot aanpassingen van de werksituatie m.b.t. houding en beweging welke gebaseerd zijn op individuele asymmetrie. Dit is voor hen een eyeopener

Auteur

  • Cees Damiaans

Zie ook: